In Age of rage verliezen momenten van grote schoonheid het gaandeweg steeds meer van potsierlijke kitsch en oppervlakkig spektakel. (meer…)
Hoe pak je het leven weer op na een ramp? In Falling Man (2007) toont de Amerikaanse schrijver Don DeLillo de ontwrichtende effecten van de nasleep van 9/11 op een New Yorkse zakenman en zijn omgeving. DeLillo schetst een ultieme (en ultiem tevergeefse) poging terug te keren naar het leven voor een levensveranderend trauma. Voor zijn eerste regie bij Internationaal Theater Amsterdam bewerkt de Franse regisseur Julien Gosselin de roman tot een stijlvaste, maar afstandelijke theatervoorstelling.
Keith Neudecker (Eelco Smits) ontkomt lichtgewond uit de Twin Towers en zwerft door Manhattan. ‘Het was niet langer een straat maar een wereld, een tijd en ruimte van neerdalende as en nachtelijk duister.’ Hij stapt in een taxi en noemt zonder te weten waarom het adres van zijn ex-vrouw Lianne (Maria Kraakman) en hun zoontje. Met de vrouw wier aktetas hij uit de torens meenam (Stacyian Jackson), begint hij later een affaire.
Hoezeer Keith ook probeert door te leven, de ramp dringt zich voortdurend op, herhaalt zich continu. Keiths enige zoon Justin speurt de wolken af – op zoek naar vliegtuigen die torens doorboren. Dat is hem ingefluisterd door ene Bill Lawton, een fonetische verbastering van Bin Laden; kinderen bouwen hun eigen realiteit met de flarden die ze toch wel opvangen. Lianne: ‘Dat krijgen we ervan als we een beschermende afstand inbouwen tussen kinderen en de actualiteit.’
Martin (Hans Kesting), een vriend van Liannes moeder (Chris Nietvelt), ziet overal de torens in: ook in stillevens met keukenvoorwerpen doemt het World Trade Center op. Ondertussen representeert een performance-kunstenaar op straat het gruwelijke beeld van die Associated Press-foto, dat iedereen nog op zijn netvlies gebrand heeft staan. Niemand ontkomt aan de voortdurend herhalende confrontatie met wat er is gebeurd.
Vallende man is een fragmentarisch portret van de diepe wonden die 9/11 in ‘gewone’ levens sloeg, een onverwachte wending die een reeks irrationele gevolgen in gang zette en zo op de mensen blijft doorwerken. Mensen die een poging doen tot vergeten, maar daarin zichzelf steeds geconfronteerd zien met de onmogelijkheid daarvan. Zo wordt de ramp gaandeweg onderdeel van hun identiteit, iets waar je – al ga je al pokerend de hele wereld over – altijd weer op uitkomt.
Met veel nadruk op de indringende taal, bewerkt Julien Gosselin DeLillo’s roman voor toneel. Eerder bewerkte hij met zijn eigen gezelschap Si vous pouviez lécher mon coeur (‘als je aan mijn hart kon likken’) diens romans Joueurs, Mao II en Les Noms al tot een bijna tien uur durende marathonvoorstelling – die overigens in april naar Nederland wordt gehaald.
In zijn theaterbewerking wisselt Gosselin voice-overs van prozaïsche fragmenten van DeLillo af met verstilde, uitgesponnen scènes: dialogen rondom Keith van vlak voor en na ‘de vliegtuigen’, getuigenissen van kapers – en oorverdovende geluidseffecten.
Het toneelbeeld bestaat uit een rij lage ruimtes met daarboven een groot breed scherm. Het ensemble wordt live gefilmd en dat wordt in zwart-wit geprojecteerd: de methode doet sterk denken aan het live cinema theater van Katie Mitchell.
Gosselin staat bekend om zijn intense en filmische theatertaal. In 2013 debuteerde hij met een verpletterende bewerking van Michel Houellebecqs Elementaire deeltjes (in 2015 te zien in Amsterdam) en ook in zijn twaalf uur durende bewerking van 2666 (naar Roberto Bolaño) speelt film een prominente rol.
Gosselin zet in deze enscenering vooral in op wat er op het scherm te zien is: het gespeelde vindt zich vaak bewust achter muren, gordijnen, of – na de pauze – achter het projectiescherm zelf af. Door de lage plafonds en de afgesloten ruimtes, blijven er, zeker als je de voorstelling enigszins aan de zijkant van de zaal bekijkt, maar weinig zichtlijnen op de spelers over. Die afstand – de harde kaders van het scherm, de muren die het zicht beperken – maakt het ontwrichtende isolement van deze personages mooi invoelbaar. Zelden staan ze in verbinding met iets anders dan zichzelf of de beperkte aantal vierkante meters om zich heen.
Maar ondanks de spannende cinematografische beelden en het ingeleefde spel dat op die manier mooi dichtbij wordt gehaald, mis je ook de dialoog die het gekaderde scherm met het gespeelde daaronder aangaat. Gosselin creëert een afstand die nog eens wordt onderstreept door de artistieke pretentie van de zwart-witweergave van die filmprojecties.
Dat wordt bovendien versterkt door de constante, verstikkende zwaarmoedigheid. Er zit geen greintje licht of lucht in de bijna drie uur durende voorstelling, zowel niet in spelregisters, als in taal of muziek. Zonder te pleiten voor een lichtzinnige benadering van thematieken die nu eenmaal niets luchtigs in zich hebben, slaat deze statische dynamiek de kijkervaring gaandeweg murw. De opeenstapeling van theatergeweld maakt de voorstelling onnodig vlak.
Terwijl Gosselin bijvoorbeeld in zijn Les particules élémentaires juist zo’n spannende theatertaal aan de dag legde, met een energieke en grillige dynamiek die de toeschouwer voortdurend uit evenwicht bracht. Gosselin regisseert zonder meer met stijlvaste hand, maar je zou deze voorstelling juist wel wat meer grilligheid toewensen.
Foto: Jan Versweyveld
In de zin ‘Si vous pouviez lécher mon couer’, moet ‘couer’ niet zijn ‘coeur’, hart? Prachtige naam overigens!
Ha Maud. Klopt inderdaad, mon erreur! We gaan het aanpassen.
De naam is ontleend aan een zinsnede uit de documentaire ‘Shoah’ van Claude Lanzmann: “Als je aan mijn hart kon likken, zou je vergiftigd sterven.”
Nietszeggende Pathé-pathos in de Rabozaal
‘Vallende man’ van ITA en Julien Gosselin is GEEN THEATER, maar live-film, neoliberale netflix-kitsch en nepflix, en staat haaks op theater. De acteurs zijn gevangen in een gouden kooi en in boekhoudkundige dramaturgie, en dat is een schande bij deze geweldige cast. De voorstelling is hermetisch en de acteurs zijn weggestopt achter een ‘vierde wand’ die hier voornamelijk een filmscherm is. De acteurs krijgen echter geen ruimte om zich echt aan het publiek te tonen, laat staan uit te breken uit het keurslijf van dit statische regieconcept. Het ontbreekt aan theatrale middelen, er is geen enkele verrassing, alleen oorverdovende geluiden en muziek (de toeschouwers krijgen daarom ook van te voren oordopjes uitgedeeld). Onder bijna elke scène zit televisie-achtige-muzak (de muziek in de supermarkt bij u in de buurt is waarschijnlijk beter en theatraler), en dat blijkt dan ook de enige dramaturgische motor te zijn. Het wordt nergens theater noch echt dramatisch. Van een geëngageerd boek wordt hier een nietszeggende pretentieuze soap gemaakt van het niveau ‘Goede tijden, slechte tijden’, waar elke scène even belangrijk cq. onbelangrijk is, en er dus kennelijk niet toe doet. Het film-naturalisme doet uiteindelijk de verbeeldingskracht en fantasie de das om. Er wordt letterlijk in beeld gebracht wat op papier staat. Deze productie is plat als een dubbeltje, zo dun als een flat-screen, van ‘visuele poëzie’ is hier niets te zien.
Wanneer er daadwerkelijk artistieke en inhoudelijke risico’s genomen zouden zijn, had de mislukking voor mij ook interessant kunnen zijn. Goede bedoelingen zijn echter geen engagement en geen ambacht. Radicaliteit is binnen de kunsten inmiddels ook tot een marketing-term verworden. In elk geval kan hier nergens sprake zijn van een radicale bewerking. Gosselin onttoverd de wereld van het theater zoals de technologie de wereld onttoverd heeft. Hier is niets geheimzinnig, spannend en ambigu. Ik zie geen artistieke noodzaak en urgentie , waarom Gosselin het boek van Don DeLillo nu heeft bewerkt, en wat hij ermee wil zeggen. Waarom heeft hij geen film gedraaid in plaats van van een theaterzaal een bioscoop te maken? Het is in mijn optiek een ongemotiveerde adaptatie van een boek, zonder enige diepgang. De personages zijn in deze bewerking oppervlakkig en theatraal niet interessant; ze zijn van karton en ‘leven’ niet. Het is werkelijk een ‘vallende man’, maar dan de ‘val’ van een regisseur. Dieper kan ‘het theater’ niet vallen.
Dit is niet vernieuwend en de toekomst van het theater maar een faillietverklaring en uitverkoop. Na de neoliberale kitsch van ‘De Meiden’ van Katie Mitchell (een onvrijwillige parodie op engagement) en de rommelige bewerking en dramaturgie van ‘Oedipus’ van Robert Icke bereikt ITA hier een ware dieptepunt. Theater is een ‘spel’, en het zou wenselijk zijn als het ‘spelen’ weer voorop gaat staan en acteurs, het lichaam, de tekst, de bewegingen, het geheim, het onzegbare, het onbegrijpelijke, de bevragingen enzovoorts de ruimte krijgen die nodig zijn om iets theater te laten zijn. ‘Vallende man’ is GEEN TRAGEDIE maar EEN FARCE.
De schrijfster Dubravka Ugresic schreef in haar artikel ‘Op een bankje met Ninotchka’ over de almachtige markt die elk artistiek verzet heeft gebroken. Ugresic constateert dat we momenteel in een keurig, maar weinig opwindend cultureel milieu leven waaruit alle gevaarlijke en verontrustende elementen van het artistieke leven zijn verdwenen zoals verbeelding, polemiek, opstandigheid en de bereidheid om risico’s te nemen. Deze productie bevestigd deze constatering op alle niveau’s. In deze productie zit geen theater meer, geen verbeelding, geen polemiek, geen opstandigheid, geen gevaar, maar is nog maar enkel een commercieel product.
Tenslotte gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ik na iets meer dan twee uur in de half uur durende pauze weg ben gelopen (voor het eerst in mijn leven heb ik een ‘voorstelling’ voortijdig verlaten) en ik het einde niet heb gezien cq. gehaald, anders had ik hard en overtuigd ‘boe’ geroepen. Omdat dit jaar de ‘Aktie Tomaat’ herdacht wordt, begonnen mijn handen al flink te jeuken want hier moeten weer tomaten worden geworpen, dacht ik. Zeker als dit soort ‘voorstellingen’ als theater gepresenteerd worden. Jammer dat ik zondag middag geen tomaten op zak had.
Als je was gebleven tot het applaus had je ‘boe’ geroepen.
Als je tomaten op zak had gehad had je ze gegooid.
Gelukkig heb je wel het lef een voorstelling te beoordelen die je niet eens helemaal hebt uitgezeten.