Iedereen kan gewoon gaan liggen, stelt Alex Ploeg in zijn derde show Unplugged. Je gaat gewoon liggen. Doet de gordijnen dicht. De deur niet meer open. Negeert alle post die binnenkomt. Het is wel even doorbijten, maar uiteindelijk lukt het. Tot dag en nacht gewoon een keuze worden. En je al je vrienden kwijtraakt.

De lichten gaan uit. Een spot gaat aan. Een microfoon. Een grote, houten achterwand. Harde, opzwepende muziek. Een stem die spanning opbouwt en zegt dat we nog even geduld moeten hebben, maar daar is-ie dan. Alex Ploeg. Hij rent door de zaal, geeft iedereen een high five, en dan is hij… helemaal kapot.

Voor iemand die de thematiek tijdens zijn derde soloprogramma ‘dicht bij zichzelf’ wilde houden, zitten er de eerste minuten van Unplugged verrassend veel show en overschreeuwen in. Zal Ploeg dit de komende anderhalf uur blijven volhouden? Of bouwt hij ergens naartoe?

Het blijkt dat laatste. Het eerste halfuur zijn er nog veel harde, snelle grappen en maakt hij praatjes met zijn publiek. Af en toe is de samenhang van zijn verhalen nog een beetje onduidelijk, maar de sfeer zit er goed in, zeker wanneer de eerste persoon die hij aanspreekt in het publiek ook Alex blijkt te heten: ‘Jij bent nu al de leukste Alex in de zaal.’ Maar langzamerhand gaat hij steeds vaker, en steeds langer, de diepte in.

Zo vertelt Ploeg dat hij eigenlijk vanuit zichzelf meer een kluizenaar is en snel geneigd is om zich terug te trekken als het moeilijk wordt. En dat terugtrekken, dat blijkt een terugkerend thema, dat hij aan de hand van sterk opgebouwde grappen illustreert. Zoals wanneer hij in een ruzie tegen zijn vriendin staat te schreeuwen, zich halverwege de zin realiseert dat hij geen gelijk heeft, maar dan toch de discussie wil winnen en zijn zin eindigt met: ‘Laat maar.’

Ploeg borduurt hierop voort door te stellen dat hij geen vechter is: “Ik ben ‘sorry dat ik besta’ meets gezellige lesbienne.” Hij heeft nog nooit met iemand gevochten, maar vecht ook nergens voor, in tegenstelling de nieuwe generatie, die voor alles de barricade op gaat. Hij relativeert liever, houdt niet zo van gedoe. Maar tegelijkertijd vecht hij wel degelijk ergens tegen: tegen het terugtrekken.

Het hoogtepunt van de balans tussen humor en zwaarte zit in Ploegs verhaal over hoe hij met zijn vriendin de post gaat openmaken. Wat volgt is een komische uiteenzetting over de menings- en vooral ervaringsverschillen met ongeopende post en deurwaarders. Hoewel het met veel goede, op elkaar volgende grappen is verpakt, wordt in de ondertoon de ernst van de situatie duidelijk. De houten achterwand is inmiddels omgedraaid tot een spiegelend zwart gat dat boven hem hangt. Hij gaat eronder liggen en begint stap voor stap uit te leggen hoe je voor altijd kan blijven liggen, waarmee hij eigenlijk de weg naar zijn eigen depressie uittekent. ‘Je komt in een flow, of eigenlijk, een stolling.’

De muzikale intermezzo’s zijn gedurende zijn verhaal goed getimed. Zijn liedjes raken precies de juiste snaar. Het gitaarspel van Ploeg wordt niet gespeeld als slechts simpele begeleiding bij zijn songteksten, maar wordt mooi vertolkt, met een geluid dat doet denken aan folk- en countrymuziek. Waar het eerste liedje nog een duidelijke humoristische ondertoon heeft en er gelachen wordt – hoewel dit wel gaat over het leed in de wereld –, zijn de andere gevoeliger en blijft de zaal stil. Met name in het laatste nummer, over een verwaterde vriendschap, zit veel emotie en herkenbaarheid.

Er zitten ook een paar mindere grappen in, zoals wanneer hij nét iets te lang doorgaat over hoe hij zijn vriendin zou kunnen manipuleren om coke van zijn piemel af te snuiven – zoals homo’s in zijn belevingswereld elk weekend doen –, maar die doen uiteindelijk geen afbreuk aan zijn overkoepelende thema. Ploeg slaagt erin om met zowel een flinke dosis humor als met een opbouwende gelaagdheid zijn eerlijke, persoonlijke verhaal te vertellen.

Foto: Bart Heemskerk