In een reeks theatrale rituelen brengt de Belgisch-Marokkaanse choreograaf Radouan Mriziga in Akal een ode aan moeder aarde en het matriarchaat. De filosofische zoektocht, die oude en hedendaagse vormen van schoonheid mengt, vormt de basis van een solo die op het lijf geschreven is van de veelzijdige en charismatische danseres en zangeres Dorothée Munyaneza. (meer…)
Hoe verwerk je een traumatisch verleden? Het ingetogen Umuko van de Rwandees-Franse choreograaf en theatermaker Dorothée Munyaneza legt vooral een nadruk op contemplatie. De heilige Rwandese Umuko-boom is middelpunt van een ritueel dat de hoop omschrijft op een nieuwe toekomst.
Zo nu en dan zijn de dansen van de vijf mannelijke performers van Umuko even explosief, maar steeds opnieuw is er die overwogen beheersing. Zwelt de dans en muziek aan dan breekt Munyaneza liever met de uitbundigheid om een nieuwe scène te beginnen. Soms lijkt Umuko daarmee vooral op een deconstructie van traditionele dans- en muziekvormen, op andere momenten is de voorstelling vooral een stijlexperiment, waarin elementen uit de Flamenco en Indiase dans samenvallen met Afrikaanse tradities. Op weer andere momenten doet de voorstelling van de charismatische Munyaneza, wier werk al eerder op Julidans stond, me denken aan het werk van de Amerikaanse clubkoning Trajal Harrell.
Qua esthetiek neemt Munyaneza in elk geval een duidelijk standpunt in. Haar cast is gekleed in oranjerode outfits, allemaal verschillend, die verwijzen naar de Umuko-boom en zijn indrukwekkende, kleurige bloemen. Oranjerood kleurt ook de achterwand (licht – Camille Duchemin), die een steeds prominentere rol krijgt in de performance en in het tweede deel ook een schimmenspel laat zien. Alsof de doden van de verschrikkelijke genocide weer even tot leven worden gewekt, maar zo duidend als dit hier nu geschreven staat is de voorstelling zeker niet. In de verbinding tussen heden en verleden benadrukt Umuko vooral de poëzie.
In haar zoektocht vertrekt Munyaneza vanuit de getalenteerde cast van vijf jonge mannelijke performers: Jean Patient Nkubaba, Impakanizi, Michael Makembe, Abdoul Mujyambere en Cedric Mizero. Ze dansen en bespelen – echt prachtig – traditionele instrumenten op onconventionele wijze, zoals de inanga (een snaarinstrument), de kalimba en de conga’s. Daarnaast spreken en zingen de mannen; vaak in Kinyarwanda, de oorspronkelijke taal van Rwanda, maar soms ook in een abstracte jabbertaal. Het stuk verweeft al die elementen in solo’s, duo’s, trio’s en groepsscènes, waarin de mannen zo’n beetje alle skills beheersen en het lichaam ook instrument is, zoals bij een ritmisch handklapspel.
Lichaam en licht bespelen de ruimte, uitgekiend en met de mathematische precisie van het minimalisme. Vrij verrassend wordt aan de live gecreëerde muziek in de loop van het stuk een soundscape gevoegd. Die keuze begreep ik niet helemaal. Want, anders dan de Ivoriaanse Nadia Breugé in L’Homme rare zet Munyaneza de skills van haar mannelijke cast centraal. Maar misschien ben ik hier te streng en benadrukt Munyaneza hier weer andere, de ‘producerende’, skills van haar cast. Wat de stukken verbindt is de vrouwelijke kracht, die in de mannen boven komt drijven. De zachtheid van Munyaneza, van oorsprong muzikant, is ingetogen en laat lange stiltes vallen. Bij de voorstelling blijven is daarom soms ook een opgave.
Balancerend tussen traditie en modernisme zoeken Munyaneza en haar mannen duidelijk naar een nieuwe taal. Kan deze ook een nieuwe era inwijden? Het testosteron blijft in de kast. Met veel afweging wordt een sprong in het diepe genomen. Voorzichtig dus, want je weet maar nooit.
Foto’s: Patrick Berger