De twee personages die in Huis G om elkaar heen dralen, spelen een spel van aantrekken en afstoten. Op een groot grijs blok met luikjes en kleppen die toegang geven tot de holle binnenkant, en omringd door twee muzikanten, zien we hoe twee figuren in een passionele maar gewelddadige relatie verstrikt raken. (meer…)
Onder de vlag van Studio 52nd ontwikkelde theatermaker Marte Boneschansker een theatrale route waarin de verhalen van jongeren uit de jeugdzorg centraal staan. Hoe veilig voelen we ons in onze omgeving en wat doet onveiligheid met de enige plek waar je altijd woont: het eigen lichaam? Uit huis confronteert de toeschouwer met die vragen, soms doeltreffend, soms wat haastig en gekunsteld.
De premièrereeks van Uit huis speelt zich af in het Iederslands College, een kleinschalige vmbo-school gelegen op een industrieterrein in Amsterdam-West. In de hal moeten de jassen, tassen en schoenen uit en mogen we slippers aan onze voeten schuiven. Eenmaal in het klaslokaal volgen er nieuwe instructies. We worden in twee kleine groepen opgedeeld, krijgen een koptelefoon over onze oren geschoven en dienen één van de twee lijnen, wit of zwart, door de gangen van de school te volgen. Licht giechelend starten we de tocht met onze kleine groep, omgedoopt tot ‘nieuwe familie’.
De soundscape van Uit huis combineert de verhalen van drie jongeren met muziek (Otion en Sherr) en toelichting, soms ook van jongerenbegeleiders. De verhalen van de jongeren lopen uiteen (en elke route heeft zijn eigen verhalen). Waar de één geconfronteerd wordt met onnodige uithuis-plaatsing en een gewelddadig pleeggezin, maakt de ander het haar ouders onmogelijk door verslaafd te raken aan lachgas en buiten de deur de grenzen van gevaar af te tasten.
Parallel aan de drie verhalen bezoeken we verschillende ruimtes in de school waar de intieme ontboezemingen ook een ruimtelijke en fysieke vertaling krijgen (scenografie Katrijn Westland). Soms worden we van elkaar afgesloten in begrensde ruimtes, waar we worden geprikkeld door handelingen van voorstellingsbegeleiders. Op andere momenten is de zintuigelijke beleving een gezamenlijke ervaring.
Een dergelijke ervaring vraagt ook om tijd. Die tijd durfde Boneschansker bij uitstek te nemen in bijvoorbeeld Bloos, een productie waarin ze haar publiek gedurende een hele voorstelling op een matras liet liggen. Voor een diepere beleving is er ditmaal minder tijd, waardoor het wat geforceerd en vluchtig aanvoelt. Maar Uit huis is gelaagd en heeft nog andere troeven. ‘My body, my home’, die ene zin is leidraad in de muzikale invulling van de soundscape en die resoneert vele malen dieper dan de op effect gerichte happenings in de drie ruimtes.
In het nagesprek, dat plaatsvindt in een nieuw lokaal, is ook ruimte voor eigen ervaringen van onveiligheid. Ze staan soms in schril contrast met de verhalen van de jongeren. Diepe ervaringen op dat vlak deel je natuurlijk ook niet zomaar met onbekenden, maar het gesprek met elkaar komt wel op gang dankzij mediator Honey Eavis. We gaan ten slotte naar huis met nog een aantal boodschappen van de jongeren in onze tas. Eén daarvan is gericht aan het publiek, de andere twee aan pleegouders en hulpverleners. De nieuwsgierige bezoeker mag ze alle drie meenemen. Hoe kunnen we deze jongeren, waarvan we weten dat ze gemakkelijk knel dreigen te raken – alleen al door het onnodig complexe zorgsysteem – beter begrijpen, helpen en beschermen? Dat is de hamvraag die Uit huis stelt.
Foto: Jean van Lingen