Met Het hoofd van mijn vader snijdt Het Ministerie Van Onverrichter Zake een thema aan waarmee de meeste zesjarigen gelukkig nog niet te maken krijgen: het dilemma rondom de zorg voor een dementerende ouder. (meer…)
‘Het is overal wel wat. Het is helemaal niet erg.’ Soms moest de kleine Loes Luca het wel vijftien keer achter elkaar zeggen om de boze geesten te verjagen. In Uit het hoofd leert de ‘grande dame van de komedie’ dat ze niet altijd mensen aan het lachen hoeft te maken, maar er gewoon mag zijn.
Uit het hoofd is een uiterst persoonlijke voorstelling van Luca. Een verhaal over haar jeugd in Rotterdam, haar tijd als au pair in Parijs, over toneelspelen, de liefde en over oud worden en verlies. En over een kistje.
Luca begint haar verhaal als ze drie weken oud is en dat is niet heel overtuigend: een baby die de gezichten van haar ouders al ervaart als ‘er is wat met die mensen’ en ook al meteen besluit, na het eerste lachje te hebben gescoord: ‘Ik word artiest’. Ze draagt een mooi broekpak met een half stropdasje, met eronder hoge hakken, de uitstraling zoals we haar kennen: een tikje stoer met een flinke scheut ‘joie de vivre’.
In de volgende scène is ze al negen en vanaf dat moment overtuigt de tekst van Maria Goos wel: haar jeugd met een vader die eigenlijk van mannen blijkt te houden en een moeder die veel te jong was (19, ongelukje) toen ze haar kreeg. Twee totaal niet voor het ouderschap toegeruste ouders, armoe – armoej op z’n Rotterdams –, en godzijdank een lieve, inwonende opoe die van makreel houdt en haar handen afveegt aan de gordijnen, maar ook om haar geeft. Goos schrijft rake dialogen in sappig Rotterdams en Luca is een rasverteller.
Het is geen ‘one woman show’ dankzij een slimme ingeving: omdat ze toch ook ‘een dagje ouder begint te worden’ stuurt de producent een jonge actrice mee op tournee om haar, mevrouw Loes, door de voorstelling heen te slepen. De souffleur (‘Oortje’, een mooie rol van Kaatje Kooij) zit eerst nog bescheiden op de achtergrond, maar gaat een steeds grotere rol spelen in de voorstelling.
Aanvankelijk vertelt Luca de ene geestige – en vaak ook pijnlijk-schrijnende – anekdote na de andere als de gearriveerde comédienne: hoe ze tot haar negende elke nacht vanuit het grote bed in de alkoof, als haar ouders gingen slapen, werd verplaatst naar de bank. Hoe ze later, toen ze eindelijk een eigen kamertje had, dat soms tijdelijk een uurtje moest afgeven als haar vader een mooie jongen had gevonden.
‘Het is zoals het is, anders was het wel anders geweest’, is het Cruyffiaanse commentaar van opoe. Dat de kleine Loes zich een ‘stotterend stumpertje’ voelt, is dan ook geen wonder, maar, ongetwijfeld uit zelfbehoud, besluit ze op een dag om haar angsten en onzekerheid niet meer toe te laten. Ze stopt alles in een kistje, doet de deksel stevig dicht en vanaf dat moment vergaat het haar stukken beter. Haar getroebleerde jeugd weet ze om te zetten in een soort oerkracht; als actrice kan en durft ze alles.
Als ze even backstage gaat om wijn te zoeken – ze mag niet meer drinken van haar producent – grijpt Oortje in: ze wendt zich frontaal tot het publiek om uit te leggen dat ‘mevrouw Loes niet meer is wat ze geweest is’ en dat, als mevrouw Loes zegt dat ‘de voorstelling afgelopen is’, dat echt nog niet zo is. De verhouding tussen Oortje en mevrouw Loes verandert gaandeweg: soms speelt Oortje de rol van Mevrouw Loes en kruipt Luca in de huid van haar vader of moeder. Het personage mevrouw Loes zet zich flink af tegen Oortje en haar generatie die alleen maar kraanwater drinkt en nooit eens gezellig een wit wijntje. Zo ontstaat er een botsing van leefstijlen: mevrouw Loes die alles wegwuift en weglacht: ‘Het is overal wel wat. Het is helemaal niet erg’ en Oortje, de millennial met controledrang.
In tekst en regie (Aat Ceelen) wordt slim met de thematiek van verbeelding, toneelspel, leugentjes om bestwil en werkelijkheid gespeeld. Het is misschien niet gek dat Luca wat vergeetachtiger aan het worden is, ze is een dagje ouder (68); aan de andere kant: als je haar ziet en hoort vertellen, geloof je daar niks van. En dan zijn er de nodige verwijzingen naar haar dementerende moeder voor wie ze jaren heeft gezorgd en die wel wat weg heeft van de dementerende vrouw die ze onlangs speelde in de televisieserie Maud & Babs. Zo wordt de spanning opgebouwd: wat is waar en wat is spel?
‘U bent een karikatuur geworden’, zegt Oortje tegen mevrouw Loes die een einde wil maken aan de voorstelling op het moment dat ze moet vertellen over het grote verdriet als haar geliefde plotseling overlijdt. Oortje weet haar te overtuigen dat ze na ruim vijftig jaar dat kistje toch eens open moet maken. Aan het eind wordt de voorstelling net iets te voorspelbaar: mevrouw Loes – of is het hier Loes Luca zelf – leert dat ze verdriet mag hebben en stil mag zijn, en niet altijd de mensen aan het lachen hoeft te maken. Ze mag er zijn, zomaar.
Foto: Carel van Hees
We hebben intens genoten van de voorstelling. De dames waren goed op elkaar ingespeeld. De solo van Kaatje (in het “Frans”) was subliem! Ook Loes was een feest om te zien en mee te maken. Alléén vond ik de tegenstelling wel erg zwaar. Misschien komt het wat beter over als Kaatje inplaats van haar eigen donkere haar toch een pruik zou hebben met wat meer rossig haar, waardoor de “familie” gelijkenis wat echter zou worden. Verder niets dan lof. Het was een geweldige avond!
Complimenten aan Loes en Kaatje en ieder die er bij betrokken was om de voorstelling te doen slagen!