‘Oh nee, mijn kostuum!’ Met veel gevoel voor drama kijkt Romy Moons de zaal in. Het doek is zojuist gevallen en ze heeft alleen een T-shirt en een onderbroek aan: paniek! En dat terwijl ze eigenlijk een krokodillenpak aan zou moeten hebben voor De Grote Kroko-show, die op het punt staat te beginnen en waar al deze vijfplussers op de tribune natuurlijk voor gekomen zijn. (meer…)
Het begint, hoe kan het anders, met de noodlotsklanken uit Beethovens Vijfde symfonie. Heftig, met fel aangezette accenten. Publicist Martin van Amerongen en cineast Philo Bregstein schreven gezamenlijk het historische drama Tussen licht en donker (2001) over het omstreden oorlogsverleden van een van Nederlandse grootste dirigenten, Willem Mengelberg (1871-1951). Gedurende een halve eeuw was hij chef van het Concertgebouw, maar zowel het orkest als Mengelberg zelf meldden zich aan voor de Kultuurkamer. Zijn leven lang was Mengelberg de overtuiging toegedaan dat een groot kunstenaar elke vorm van politiek schuwt, of sterker nog: zich verre van politiek houdt, al is die levensgevaarlijk van inhoud.
Als livestream vanuit theater De Balie was zondag 23 mei de première van het toneelstuk te zien, in de regie van Carel Alphenaar, een van onze muzikaalste dramaturgen. Met Helmert Woudenberg in de titelrol, spelers van De Theatertroep, pianist en acteur Jacob de Groot en gastacteur Krisjan Schellingerhout krijgt de omstreden Mengelberg een uitgewogen portret. Het stuk opent met het jaar 1951, Mengelbergs sterfjaar, en gaat dan terug in de tijd, langs 1941, als Mengelberg in Duitsland voor een zaal vol nazi’s dirigeert met zelfs het ‘Horst Wessellied’ op het programma, tot in 1937 als de nazi’s in Duitsland al aan de macht zijn.
De tekst is opgesteld als een rechtspraak, een requisitoir, waarin Joodse orkestleden, onder wie harpiste Rosa Spier en violiste Ellie Bijsterus Heemskerk, zangeres Jo Vincent en criticus Matthijs Vermeulen de oude Mengelberg aanklagen. Hij leeft in gedwongen ballingschap in zijn huis Chasa Mengelberg in het Zwitserse Zuort. Daar vindt hij ook de dood. Na de oorlog mocht hij in Nederland nooit meer dirigeren.
Een aanklacht, lijkt het, maar beslist niet voor de volle honderd procent. Heemskerk, een vriendin van Mengelberg, spreekt weliswaar vol drama haar verdriet uit dat Joodse musici en koorzangers nauwelijks of niet de concentratiekampen hebben overleefd, ze zegt ook dat Nederland na de oorlog een ‘nationale zondebok’ nodig had. Woudenberg als Mengelberg luistert het aan, geschokt, gelaten, zich telkens erop beroepend dat hij werkelijk geen kranten las en van niets wist. Woudenberg is excellent in deze rol.
Tussen licht en donker is puur teksttoneel. Alles draait om argumentatie en woordkeuze. Mengelberg komt de eer toe Mahler ontdekt te hebben, maar hij is een Joods componist en zijn muziek dientengevolge verboden. Op de kritische vraag van journalisten waarom hij gehoorzaamt aan dit verbod, antwoordt Mengelberg ‘dat de nazi’s hem de opvoering van Mahler niet hebben verboden, maar dat het voor de musici te moeilijk is’. Als Joodse orkestleden weigeren in 1938 onder leiding van Mengelberg in Duitsland te spelen, repliceert hij: ‘U hebt mijn persoonlijke garantie dat niemand een haar zal worden gekrenkt. Iedereen van ons is welkom, zowel de Joden als de NSB’ers.’
Tal van historische filmbeelden van Bregstein begeleiden de handeling. De acteurs acteren in De Balie, met het scriptboek in de hand. We zien de directie van het Concertgebouw konkelen om Mengelberg de hand boven het hoofd te houden. We zien Telegraafjournalist Johan Luger de beruchte foto maken van Mengelberg die de hand schudt van Rijkscommissaris Seyss-Inquart. Mengelberg zelf blijft op fascinerende wijze in dit stuk ongrijpbaar: hij beschouwt muziek als ‘een verzoenend element tussen de mensheid’.
Een mooie rol is weggelegd voor de zwijgende Mahler, gespeeld door pianist Jacob de Groot die gedragen en sfeervol enkele passages op de piano speelt uit Mahlers symfonieën. Het complexe karakter van Mengelberg blijkt uit de verbijstering waarmee zijn vroegere vrienden en collega’s over hem spreken. Met bewondering voor zijn genie, met verachting dat hij niets heeft gedaan voor de Joodse orkestleden en zelfs heulde met de vijand. Hij bewierookte zichzelf en in die zelfverheerlijking was voor zelfkritiek geen plaats. Of, zoals Bregstein het scherp formuleert: ‘Hij heeft de Joodse componist Mahler verraden en daarmee zichzelf.’
Foto: repetitie