Gisteren trapte de Veenfabriek de eerste van een reeks Zoldersessies af met een livestream vanaf Oerols Imaginaire Eiland. Eigenlijk zouden ze tijdens het festival op Terschelling de voorstelling Hoe het gaat spelen, maar die viel ten prooi aan corona. In plaats daarvan timmerden de makers in korte tijd een 25 minuten durende Zoldersessie in elkaar. (meer…)
In de dagen dat De Keukenhof alleen per file te bereiken is, brengt de Veenfabriek een ode aan de tulp in de schuur van een Voorhouts bollenbedrijf. Associatief, gevarieerd, met muzikanten van het Asko|Schönberg en Slagwerk Den Haag en met een maaltijd belicht de jubilerende Leidse groep in Tulpmania bol en bloem van alle kanten. En tussen de bedrijven door slijt ze heel wat moderne muziek aan mensen die daar nooit voor naar een kassa zouden zijn gekomen.
Er bestaan twintigduizend soorten tulpen. Hun poëtische namen staan op borden door de hal heen en op de borden waarvan de bezoekers eten: Love song, Babylon, Montevideo, Queensday, Gluck, Bon soir. De mensen zitten in Hal 10 van het immense bollenbedrijf van Moolenaar aan weerszijden van een catwalk waarop van alles gebeurt. Maar niet alleen daar. Haaks erop staat een regionaal samengesteld koor, langs de wanden van de hal zitten musici, hier en daar spelen acteurs, om de maaltijd heen zingt sopraan Jennifer van der Hart op een in hoogte verstelbare schaarwagen O bol. Dat is de tulpenvariant van Jules Deelders fameuze Oh kut, geschreven door dichteres, tuindersdochter en tekstschrijfster van Tulpmania Saskia de Jong. Ze debuteerde in 2004 met de bundel Zoekt vaas en is hier dus geheel op haar plaats.
De Jongs gedicht is eerder sappig voorgedragen door Milena Haverkamp. Dat is typerend voor de aanpak van de Veenfabriek: tekst is materiaal waarvan je op verschillende manieren muziek kunt maken. Flarden uit een interview met bloembollenmakelaar Wiebe Wiersma en zijn vrouw Anneke, op verschillende plekken tegelijk voorgedragen door acteurs, hebben dezelfde rol: woorden zijn klank, maken deel uit van een toevallige partituur en brengen soms ook nog wat betekenis over.
Ook de muziek van Yannis Kyriakides vertrekt vaak vanuit het woord. Voor zijn ouverture gebruikt hij tulpennamen, versleutelt de letters daarvan via het zogeheten Polybiusvierkant tot cijferreeksen waaraan hij weer noten koppelt. ‘Ook als je dat niet weet, komen de woorden op de een of andere manier toch als taal bij de luisteraar binnen,’ zegt Kyriakides op de programmaposter. Dat is natuurlijk mystieke onzin – je kunt net zo goed kiezen voor elk willekeurig ander systeem – die de componist ontslaat van de noodzaak om zelf keuzes te maken. Intussen genereert de operatie muziek die best om aan te horen is, met Marieke Grootenhuis op accordeon en het koor als ondersteuning.
De tulp begon in de Himalaya, daalde af naar Turkije en werd daar opgepikt door westerlingen. De Vlaming Carolus Clusius plantte de eerste (beschreven) exemplaren in de Leidse Hortus Botanicus. De bloem werd een hype; bollen verwisselden in de zeventiende eeuw voor de prijs van een grachtenpand van eigenaar. In 1637 stortte de windhandel in, maar Nederland bleef het tulpenveredelings- en handelscentrum van de wereld. De exotische tulp werd een deel van de Nederlandse identiteit.
Al die kanten van de tulp komen in het programma aan de orde. Je kunt voorstellingen van de Veenfabriek zien als gevarieerde geïllustreerde, dramaturgische onderzoeken naar aspecten van het centrale onderwerp. Voorafgaand aan de voorstellingenreeks gaat de groep al zo te werk in Veenproeven, waarbij allerlei externe deskundigen worden uitgenodigd. Zo houdt ex-minister Winnie Sorgdrager als een van de steeds wisselende gastsprekers een toespraak over het Nederlanderschap. Een tikkeltje vergezocht misschien, maar zo zit de voorstelling in elkaar.
Er komt ook een zeventiende-eeuwse bollenveiling voorbij, de veredelaar als verbeteraar van God, het effect van de tulpenhype. Reinout Bussemaker, Joep van der Geest, Milena Haverkamp, John van Oostrum en Oukje den Hollander spelen scènes die op zich geen onvergetelijke theaterervaringen veroorzaken, maar meebouwen aan het associatieve totaalkunstwerk waarvan regisseur Paul Koek de touwtjes strakker in handen houdt dan je aanvankelijk denkt. De vormgeving van Theun Mosk (decor) en Dorothee Curio (kostuums), die graag put uit twintigste-eeuwse avant-gardismen, werkt daar ook volop aan mee. Alles heeft een reden: als er apen opduiken in de voorstelling refereert dat aan een spotschilderij op de tulpenmanie van Jan Brueghel de Jonge.
De korte scènes monden uit in Semper Augustus, een sterk, lang, zinderend muziekdeel dat niet alleen gaat over de allerduurste tulp van de zeventiende eeuw, maar ook over een hete zomerdag die de laatste fase is in de kringloop, van bol naar bloei naar verwelking. Dat gebeurt weer in een andere, simpel maar mooi aangeklede hal, waar je komt langs de praalwagen die Mosk voor het bloemencorso ontwierp. De kleuren beginnen al te verfletsen.
Tien jaar bestaat de Veenfabriek. De erfgenaam van locatietheatergroep Hollandia, maar nu met muziek als centrale component, speelde al in V&D, een boerderij, gemeenteraadszalen, het Rijksmuseum van Oudheden, vliegkamp Valkenburg en nog zo hier en daar. Het lukt Paul Koek en zijn groep steeds om relevante locaties te vinden en die naar hun hand te zetten. In het bollenbedrijf wordt van alles gebruikt wat voorhanden is: karren, kratten, wagentjes, heftrucs, pallets. Gereedschap krijgt een nieuwe rol als instrument. De groep zorgt tegelijk voor een directe relatie met regio en bedrijvigheid én werpt daar een verassend licht op. In het geval van Tulpmania leidde dat tot een rijke voorstelling waar je heel goedgemutst uitkomt.
Foto: Bowie Verschuuren
eten was redelijk, voorstelling afgrijselijk.
kortom verloren avond