In It’s going to get dark creëert theatermaker Samara Hersch een safe space voor dialoog, waaraan uiteindelijk iedereen mag deelnemen. Verder dan oppervlakkige vragen en een holle invulling van gezamenlijkheid komt het niet. (meer…)
Perfomancecollectief FADAT (bestaande uit Diane Mahín en Manuel Groothuysen, tevens zus en broer) verbeeldt in trying to get cozy in the dark dark void duisternis niet als een vruchtbare bodem waarin van alles kan ontstaan, maar als een leegte, waar niets zich kan ontwikkelen.
‘Is my darkness a larva that has inside it perhaps a butterfly?’ Een vrouw staat in een nagenoeg lege ruimte, badend in groen licht. Ze wordt door de voice-over geïntroduceerd als Angela, die het voor een paar dagen overneemt van de hoofdpersoon. Maar Angela komt niet in beweging. Haar lichaam staat in een kramp. Ze heft traag haar hoofd op, haar ogen wijd opengesperd, alleen haar oogwit zichtbaar. Met haar iris zoekt ze koortsachtig in de periferie van haar zicht. Krampachtig beweegt ze dan langzaam door de ruimte, oriënterend, zoekend. Als een blinde loopt ze door de groene ruimte, op zoek naar een teken van leven.
Dan verschijnt er een tweede figuur, met dezelfde kramp en dezelfde zoekende oogbollen, slijm druipend uit zijn neus. Even traag beweegt hij zich door de ruimte, totdat hij tegen een microfoon aanloopt. ‘What should we do?’ klinkt er met vervormde stem door de zaal. Deze groene ruimte lijkt er eentje zonder zuurstof, een vacuüm. Een plek waar de tijd stilstaat, of waar tijd überhaupt niet bestaat. Is het de verbeelding van iemands binnenwereld, die koud, depressief en hol is?
Het lukt de makers om een eigen, onbeduidende, creepy sfeer neer te zetten, maar het materiaal is behoorlijk minimaal en de manier van performen is nogal eentonig – het mist dynamiek en grilligheid. Bijna alle scènes hebben dezelfde lengte, en er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van herhaling.
Het is dapper dat de makers minimalisme in hun werk inzetten, maar ze missen het palet in hun perfomancespel om dat een uur lang interessant, levendig en spannend te houden. Daardoor bekruipt gedurende de voorstelling een bepaalde vorm van verveling en irritatie me. Ook om me heen staan mensen uit het publiek op en lopen de zaal uit, waaronder zelfs een paar vrijwilligers van het festival zelf.
Dan stoot de vrouw hoge kreten uit, ze pakt een spuitbus en spuit in grote letters op de achterwand ‘IN THE DARK’. Een groot gebaar, dat eigenlijk een beetje stating the obvious is, aangezien ze zich al de hele tijd als blinden door deze onbekende ruimte bewegen. De jongen beweegt zijn lichaam en het klinkt alsof hij een zak met brekende botten door elkaar schudt. Hij pakt een hoopje dekens en vouwt die open, een landschap aan dekens wordt langzaam opgeblazen, maar zakt dan ook weer in elkaar.
Het is jammer dat je als toeschouwer geen inzicht krijgt in de oorsprong van deze leegte. De makers blijven hangen in het verbeelden van een anonieme ruimte, een algemene depressieve staat van zijn, waar je je als toeschouwer moeilijk tot kan verhouden. Wat ligt hieronder, wat is de aanleiding dat het hoofdpersonage hier terecht is gekomen? Waar worstelt hij mee? Het blijft gissen. Ook wordt er niets tegenover de misère van de richtingloosheid geplaatst. Misschien willen de makers hiermee depressie invoelbaar maken, maar als een staat van zijn op de vloer zich niet ontwikkelt, is dat behoorlijk pittig om naar te kijken.
De voice over keert terug. ‘I rarely sceam / In general I whisper / I’m uncomfortable / Uncomfortable for myself / I feel ill at ease in this body that is my baggage / But that discomfort is the first step towards my – towards my what? / Is my darkness a larva that has inside it perhaps a butterfly?‘ Helaas blijft deze eerste voorstelling van dit startende performancecollectief nog een larve, die misschien wel wil groeien, maar voor nu nog in het duister tast.
Foto’s: Tim Mai Tan
Dean Bowen denkt een maand na de voorstelling er nog steeds over na. Lees hier zijn reflectie.
Hoi Lars,
Een slechte recensie over je collega’s schrijven lijkt me voor niemand aangenaam. Het is natuurlijk je goed recht om superkritisch te zijn als je iets slecht vindt. Zelf vind ik het echter nogal grof om op deze manier over collega’s te schrijven die ook hard aan een voorstelling hebben gewerkt. Bijvoorbeeld: als je vindt dat het aan dynamiek en grilligheid ontbreekt, lijkt het me sterker om ervan uit te gaan dat dat een bewuste keuze van de makers is, en niet een tekort aan hun ‘palet in performance spel.’
Als suggestie vraag ik me af: wat gebeurt er met die verveling en irritatie die je bekruipen? Blijven die gevoelens, of veranderen ze? Is de maker misschien op zoek naar verveling of irritatie? En zo ja, wat vind je daarvan? Zo nee, waar denk je dat de maker dan naar op zoek was? En waarom kom je tot die conclusie?
Waarom is het nodig om te benoemen dat niet alleen het publiek, maar ‘zelfs een paar vrijwilligers van het festival zelf’ de zaal verlieten? Is dit een manier om je eigen irritatie invoelbaar te maken voor de lezer? Is het van belang voor de voorstelling dat mensen weglopen uit de ‘diepe leegte’? Als dat zo is, zou ik daar als lezer graag meer over willen weten. Wordt er op gereageerd? Gebeurt er iets in de zaal?
Je schrijft: ‘Het is jammer dat je als toeschouwer geen inzicht krijgt in de oorsprong van deze leegte.’ Waarom vind je dat jammer? Had je behoefte aan meer houvast in dit diepe, donkere dal? Ik begrijp dat je aan het gissen bent in die lege leegte. Nu staat het er alsof dat het probleem van de voorstelling is. Zou het ook kunnen zijn dat het probleem bij de recensent ligt?
Ook binnen de context van het Fringe Festival, waar startende initiatieven zich profileren en waar – ik citeer de website – ‘de theatrale gekte, de onafhankelijke geest en een pleidooi voor artistieke vrijheid’ centraal staan, had er anders naar de voorstelling gekeken kunnen worden.
Ik ben benieuwd hoe je nu terugkijkt op je eigen geschreven werk.
Met vriendelijke groeten,
Yorke
P.S. Ja, ik heb de voorstelling ook gezien.
Ha Yorke,
het is natuurlijk je goed recht om kritisch te zijn op een recensie. Ik zou je echter wel willen vragen om Lars gewoon te behandelen als iedere andere recensent op Theaterkrant, in plaats van verwijzingen te maken naar ‘schrijven over je collega’s’. Als Lars voor Theaterkrant schrijft is hij net zo min een ‘collega’ van de theatermakers die hij recenseert als bij voorbeeld ik dat ben. Iets anders beweren lijkt al gauw op een verdachtmaking van belangenverstrengeling of een aantijging van nestbevuiling (en als dat je bedoeling was, kom er dan voor uit in plaats van het lafjes te insinueren).
Warme groet,
Marijn.
Hey Yorke,
Wat leuk dat je zoveel vragen hebt! Ik zal proberen om ze allemaal te beantwoorden.
Om te zeggen dat ik deze voorstelling simpelweg “slecht” vind, vind ik dan weer nogal grof. In mijn recensies zit veel energie om op een eerlijke manier de persoonlijke ontmoeting tussen mij en een voorstelling te vatten.
Ongeacht of het een keuze van de makers is – en ik ga er eigenlijk inderdaad gewoon vanuit dat de makers inderdaad hebben gekozen voor een performance-partituur die monotoon is, omdat ze in mijn ogen een taaie en depressieve staat van zijn verbeelden – ontbrak het deze voorstelling aan grilligheid en dynamiek. Dat is een keuze die bij mij in dit geval in verveling en irritatie resulteerde.
Die leken even te verdwijnen door een aantal nieuwe scènes, maar kwam door het gebruik van herhalingen eigenlijk weer terug. Als de makers op zoek zijn naar het creëren van irritatie en verveling bij hun publiek, vind ik dat zelf nogal een eendimensionaal doel. Ik ga in een theaterzaal zitten met de hoop iets te ervaren dat rijker dan dat gevoel is. Ik denk ook eigenlijk niet dat dat het doel van de makers was: wat hun doel wél was, blijft nog wat troebel voor mij.
Over je vragen wat betreft het benoemen van het weglopen van het publiek en vrijwilligers: ik ben altijd ontzettend gevoelig voor wat er in een zaal gebeurd. Als ik mensen zie opstaan tijdens een voorstelling, wordt dat bijna altijd onderdeel van mijn kijkervaring. Op deze avond liet het weglopen van publieksleden blijken dat mijn gevoel van verveling hier breder gedragen werd.
Dat ik zag dat er vrijwilligers van het festival zelf wegliepen, las ik als behoorlijk respectloos naar de makers zelf toe. Dus dat schreef ik dan weer op als kritiekpunt naar het festival, waarvan ik inmiddels van heb vernomen dat er intern over gecommuniceerd en naar gehandeld is.
Ik vond het inderdaad moeilijk om me te verhouden tot dit werk. Het zou best kunnen dat het “probleem” van het omgaan met weinig houvast bij mij ligt, hoor! Maar ik ben eerlijk geweest naar mijn kijkervaring en sta dus nog steeds achter wat ik geschreven heb. Dat iemand anders weer heel anders naar deze voorstelling kijkt, dat lijkt me logisch, en het lijkt me voor de makers ook heel fijn om die stemmen te horen.
Dus, hoe heb jij de voorstelling ervaren, Yorke? Ik ben benieuwd.
Groetjes!
L
Ik dacht altijd dat ik de enige op de wereld was die ontzettend met zichzelf in de knoop kon raken, maar wat voelt het dan goed als je ziet dat je daarin niet de enige bent. Wat een feest van herkenning als je bij het zien van deze voorstelling bemerkt dat de meest eenzame ervaring op de bodem van je ziel ook door anderen wordt ervaren en kraakhelder en indrukwekkend wordt weergegeven. Dit geeft zo’n gevoel van omhulling en verbondenheid, dat ik het als een enorme troost heb ervaren dat er blijkbaar meer mensen zijn die zo’n enorme worsteling kunnen doormaken. Ik kon er geen genoeg van krijgen om te zien hoe de weerspiegeling van mijn eigen gevoelswereld met zoveel zorgvuldigheid maar ook humor werd getoond. Elke seconde was de moeite waard.
Hallo Lars en Marijn,
Sorry voor de wat late reactie en nu voelt het ook al weer een beetje als oud nieuws. Maar niet reageren zou nogal een open einden zijn en sluit het liever nog even af.
Marijn, ik zie jou ook als collega en iedereen die op zijn manier een bijdrage heeft aan het theater/cultuur landschap. Van de vrijwilliger die een kaartje scant tot de hoge ambtenaren van het ministerie van cultuur. Maar misschien zie ik dit wel verkeerd. In ieder geval heb ik hem niet anders willen benaderen dan alle andere mensen die hier op deze mooie site schrijven. En volgens mij heb ik dat ook niet gedaan zowel hoor ik dat graag van je.
Lars, Dank je wel voor je sportieve reactie! Het is heel verhelderend voor mij geweest. Dat het weg lopen van mensen van fringe een reactie is op het festival ipv de voorstelling was mij echt niet duidelijk en vind het fijn dat nu te weten. Als lezer las ik natuurlijk om over de voorstelling te lezen en komt het niet zomaar in mij op dat het ook een recensie is voor de context waarin de voorstelling zich afspeelt en dus het Fringe Festival.
Je vraagt me om ook de voorstelling te recenseren, dank je wel voor de uitnodiging maar die sla ik af. Het is voor mij nu al een tijdje geleden en als het een reactie op een reactie op een reactie wordt is het een recept voor spraakverwarring en misvattingen. Aan de toog heb ik het er graag nog eens over.
Ik kijk uit naar jullie (Lars en Marijn) volgende werk, wat dat ook mag zijn.
Liefs,
Yorke
“As a spectator, I experienced a kaleidoscope of emotions and states—ranging from irritation and boredom to confusion and criticism, as well as amazement, amusement, melancholy, and vulnerability. The Fringe Festival often showcases raw, brave, and unconventional theater. While some works entertain and offer experiences perceived as ‘positive,’ others unsettle, provoking responses that might be labeled ‘negative.’ In this context, we can find ourselves caught in a binary of positive versus negative reactions.
The issue of boredom, and by extension irritation, is worth exploring. Paradoxically, it can be a compelling subject, even if it doesn’t appeal to everyone. I hope professionals in the performing arts, including critics, are willing to engage with these questions, and others, as deeply as the artists do. In this sense, boredom shouldn’t be dismissed purely as a negative experience (something that drives people to leave the theater), but rather embraced as an opportunity—a space for discovery, a mirror – as both a challenge and a potential catalyst for deeper engagement with art. Isn’t that what we aim to propose when making art?”