Jeangu Macrooy speelt Jezus in Jesus Christ Superstar van Albert Verlinde en Senf Theaterproducties. Dat maakten de producenten vandaag bekend. De musical in regie van Ivo van Hove is vanaf januari 2024 in de Nederlandse theaters te zien. De rollen van Judas en Maria zijn voor Freek Bartels en Magtel de Laat. (meer…)
Daar staat hij, gebogen, zijn hoofd steeds afwendend van de microfoon, alleen vooraan op dat grote podium. Achter hem hangt een groot doek met De school van Athene van de renaissanceschilder Rafaël met filosofen en keuvelende mensen in hun zoektocht naar De Waarheid. Daar staat hij, een jongen in kostuum. Hij wil, hij moet iets zeggen, hij bukt zich naar de microfoon, zijn lippen bewegen, even, er komt geen klank uit. Hij beeldt iets uit. Maar wat? Zijn zoektocht naar waarheid? Hij probeert nog eens, en nog eens. Hij is een van zeven jongeren (tussen de zestien en twintig) met een psychische kwetsbaarheid die de scène bevolken.
Naast die zeven jongeren met psychische aandoeningen staan nog drie modemodellen en een priester op de scène. Ook zij zijn geen personages, ze worden niet gespeeld, ze zijn echt en ze spelen zichzelf. Op de scène tussen al de iconische attributen van een engel, een voetballer of Disney-figuur, en tegen de achtergronddoeken zijn ze echter dan echt. Als toeschouwer voel je je voyeur, je kijkt naar hen, maar zij kijken terug, en hoe. De ene keer fel en uitdagend, de andere keer met trieste blikken. De jongeren kun je zien als slachtoffers die onze harde maatschappij uitbraakt, de modellen geven de schone schijn van ons wereldje weer en de priester wil ons leven zin geven en zoekt het heil in een hogere dimensie. De richting bepalende rol van het godsdienstig instituut is afgebrokkeld. Onwennige weifeling rest ons. De fashionmodellen showen een wereld van glitter en glamour, maar op welk drijfzand bevinden zij zich? Voelen ook zij zich onzeker zoals deze jongeren? Waarom bestaan we, lijkt de meest gestelde vraag waar nooit een eenduidig directief antwoord op komt.
Daar staan ze, zeven jongeren en vier volwassenen. Met hun verhalen over ontvoeringen door aliens, met hun levensvragen, met hun depressies, met hun lethargie, met hun verhalen over misbruik, over emotionele verwaarlozing, over hun zelfverminking, zelfmoordneigingen, over intens verdriet en complete radeloosheid. Levensvragen zijn dilemma’s, wat je ook kiest, het valt altijd tegen. Bloed geven of bloedzuigen, de waarheid of durven? Wat heb je aan al die raadgevingen van mensen die zeggen dat je je niet mag laten hangen, dat je positief moet denken, dat je gewoon normaal moet doen?
Voor theatermaker Lies Pauwels (met haar eigen gezelschap Sontag) is chaos het uitgangspunt van haar voorstellingen. De grote chaos, de onvoorspelbaarheid die in en om ons heerst. Het theater dient dan om die chaos te tonen, en vooral om daarover vragen op te roepen. In haar vorige productie Het Hamiltoncomplex verbeeldden dertien meisjes van dertien jaar samen met een bodybuilder op de scène die kwesties. Nu zijn het deze kwetsbare jongeren, de drie modemodellen en de priester die vele vragen stellen, die op zoek zijn naar zichzelf en die worstelen met hun iconen, uit de muziek- en filmwereld. Wat kunnen helden van het doek en het podium maken en kapot maken? Een veelvoud van beelden, tableaus, playbacks en defilés, wordt twee uur lang op de toeschouwer afgevuurd in een golf van beelden die ritmische afwisselen van drukte naar rust, van monologen naar groepsgezangen.
Een paar voorbeelden: een meisje vertelt haar triestig verhaal, een ander meisje komt glinsterend en lachend op, met gitaar en begint het iconisch optimistische lied van de zestiger jaren te spelen: ‘We Shall Overcome’. Het lied gezongen door Joan Baez galmt door de zaal. Het vormt zo’n dieptriest contrast met de ellende van het meisje. Wij zongen dat lied op elke betoging en demonstratie, wij geloofden erin, vijftig jaar geleden. Wat is er van onze hoop overgebleven? Van onze hoop over de wereld? Over ons? Een kippenvelmoment.
In een andere scène begint een meisje de reeks: Ik ga op reis en ik neem mee. Ik neem mijn littekens mee. En er volgen nog mijn angsten, eetstoornissen en zo veel meer. Een andere persoon vult aan met wat zij meeneemt, mee draagt, mee sleept. Er komt geen einde aan. Het gaat door merg en been. De jongen verschijnt weer. Deze keer vraagt hij ons wat we zitten te kijken. Wat denken jullie nu van mij? Hij confronteert de toeschouwer met hem, met zichzelf. Ik ben ik, is zijn antwoord. Maar kan dat wel? Wishful thinking?
Zoveel taferelen, zoveel indrukken. Als toeschouwer word je geraakt, door deze elf mensen, deze elf echte mensen. Je leest achteraf dat bij het hele repetitieproces een psycholoog aanwezig was en nu ook meereist. Deze voorstelling is geen sociaal-artistiek of therapeutisch project, maar wil écht theater brengen. Je vraagt je natuurlijk af hoe deze voorstelling toch therapeutisch werkt. Mensen die uit verlegenheid, schroom of angst geen woord durven te zeggen, en nu in volle spots het woord richten tot een groep toeschouwers, een groep onbekenden. Voorstelling na voorstelling. En hoe zullen ze over tien jaar op dit project terugblikken?
Het is een overrompelende en grootse voorstelling. Over mensen die afwijken, over onszelf. Zijn zij exhibitionisten en vinden wij hysterie inderdaad vermakelijk? De productie is een collage over chaos, maar dan heel geordend, dramaturgisch, in spel en mise-en-scène, in beelden, in muziek. Het ‘Requiem’ van Mozart is een rode draad waaromheen evergreens van vroeger en nu uit de pop- en wereldmuziek geweven zijn. Nu de voorstelling goed is ingespeeld voel je hoe organisch elke scène in een andere overgaat. Het zijn geen losse fragmenten, het ene brengt het andere voort, in botsing of in harmonie. De chaos in het hoofd, in het lijf en in de emoties wordt als de glasscherfjes in een caleidoscoop geordend. De gekleurde scherfjes vormen een patroon, je draait even, de glasstukjes vallen en je krijgt een totaal ander patroon te zien. Zo draait de voorstelling van de ene scène naar de andere, van monoloog naar groepsdans, van liedje naar modeshow, van een lange samenhangende opsomming naar een fragment van totale eenzaamheid.
Tegen het einde krijgen we een etalering van allerlei wezens, groot en harig, met sjamanistische maskers in alle soorten en formaten. Ze bewegen bezwerend. De hele voorstelling is een krachtig oerbezweringsritueel om die chaos in hoofd en lijf onder controle te krijgen. Een ritueel dat je ook als toeschouwer in je hoofd ondergaat. Wat een krachttoer van deze mensen op de scène!
Foto: Fred Debrock