In Triolino | Takadaaaap! ontdekt Triolino de wereld van de klank. In doorzichtige potten met gekleurde deksels heeft ze een aantal van die klanken gevangen. Uit de ene pot klinken meeuwen, uit een andere een scheepshoorn en in weer een andere pot zit het suizen van de wind en het water gevangen. Als Triolino een lege pot aangereikt krijgt, van een hand onder het gordijn, sluit ze daar per ongeluk haar stem in op. De pot verdwijnt even mysterieus als hij gekomen was en een stemloos spel vol met geluid begint.

Triolino is een personage dat bij het Oostenrijkse gezelschap Jeunesse al circa 20 jaar lang af en toe terugkeert. In een gezamenlijk opleidingstraject met Oorkaan, de Jeunesse-Oorkaan-Academy, ontmoet ze iedere voorstelling een ander ensemble. Als ze in Takadaaaap! in slaap valt, doordat het geluid van een gaap uit een van de potjes ontsnapt, verschijnt het Maat Saxophone Quartet op het podium. De muzikanten staan in een stalen constructie met witte lichtdoorlatende gordijnen eromheen.

Het geheel heeft iets heiligs. Het toneelbeeld, ontworpen door Dimana Lateva, ontwikkelt zich van slaapkamer tot wolkenlandschap. Langzaam komen de goudkleurige instrumenten van achter de gordijnen tevoorschijn en daarop volgen de muzikanten. Ze dragen witte jurken en doen meteen aan engelen denken. Triolino (Jasmin Steffl), in haar goudgeel-kleurige kleding, blijkt het vijfde instrument. Ze produceert dan wel geen geluid – haar stem is immers weg – maar haar instrument is haar lichaam. Daar waar de muzikanten als ware poppenspelers hun saxofoons laten klinken, leidt Triolino met haar bewegingen de muziek.

Met deze droomachtige wereld introduceert Oorkaan een manier om de allerjongsten met muziek te laten kennismaken. Ze laten het publiek zich verwonderen over de geluiden die er uit de instrumenten komen en geven met afwisselend grappige en aandoenlijke interacties betekenis aan wat er te horen is. Door de dans van Triolino leren we dat de muziek, net zoals de dansende mens op het podium, soms rondjes draait, soms een koprol maakt, soms huppelt, soms voorzichtig is en soms brutaal.

Als Triolino wakker wordt na deze muzikale droom, is het saxofoonkwartet van het podium verdwenen, maar staat er een nieuwe pot in de ruimte. Ze opent hem, en haar stem begint weer te klinken. En hoewel ik in alle opzichten voorstander ben van het teruggeven van die stem (laten we vooral in jeugdtheater jonge vrouwen hun stemmen laten behouden), deed de tekst van het eindlied wat af aan de poëzie van de rest van het stuk. ‘Triolino vindt klanken. Grote klanken, kleine klanken, harde klanken zachte klanken.’ Volgens mij liet deze voorstelling nou juist zien dat er zo veel klanken en combinaties van klanken zijn, dat je die niet in woorden kunt vangen. Misschien hooguit in potjes in je hoofd, zodat je er af en toe nog eens naar terug kunt luisteren.

Foto’s: Peter Griesser