In het begin van ‘To Come (Extended)’ van Mette Ingvartsen verbergen morphsuits alle individuele kenmerken. ****
Er zijn voorstellingen die filosofische reflectie, of misschien zelfs wel een stevige positionering afdwingen in deze onrustbarende tijden. Het is een trieste, maar keiharde constatering dat de ongelijkheid wereldwijd alleen maar stelselmatig toeneemt en tReta is een wake-up call om daar geen genoegen mee te nemen.
Hiphop mag dan de laatste jaren behoorlijk salonfähig zijn (geworden), en daardoor overigens ook nieuwe interessante esthetische kanten ontwikkeld te hebben: tReta lijkt gevoed te worden door pure overlevingsdrift. Het dagelijkse (eigenlijk: nachtelijke) leven in een favella in de Noord-Braziliaanse stad Teresina-Piauí wordt collectief ten tonele gevoerd, voor het Nederlandse publiek van Spring dat in belevingswereld ver af zal staan van de werkelijkheid waar in deze voorstelling naar verwezen wordt. Het ensemble treedt op als een hechte eenheid die verantwoordelijk is voor alle artistieke onderdelen van de voorstelling, aangevoerd door Allexandre Bomber die samen met César Costa de voorstelling geconcipieerd heeft.
Een reusachtige hal is ingericht als een onderwereld. Afvalbakken, lockers, dozen, vaten, hekken en kratten bakenen de bijna onverlichte ruimte af. Een woud van pilaren schraagt het dak, als een sarcastische verwijzing naar een katholieke kathedraal zoals er zovele te vinden zijn in Latijns-Amerika.
Het publiek beweegt bijna op de tast door deze ruimte, bijna op zoek naar, tja, houvast? Er klinkt (soms keihard) de onmiskenbare herrie die industrie en dichtbevolkte stedelijke gebieden voortbrengen. Schimmige schaduwen schieten af en toe langs. Er is geen focus, geen podium, maar het publiek slaagt er toch in samen te klonteren rondom versnipperde ongedefiniëerde acties.
Deze acties zijn fysiek maar voorbij de dans als esthetische waarde: ze scheppen een eigen verwrongen, maar dwingende poëzie: het toevallige licht raakt een grote zware getatoeëerde man die een schijngevecht lijkt te voeren, verderop doet een man in lichte shorts een wanhopige gebarenmonoloog, een man met woeste haardracht loopt obsessief rond, op zoek naar iets of iemand, weer een ander vraagt om aandacht in een niet-bestaande gebarentaal, twee mannen omhelzen elkaar, verderop wordt er gevochten of is dit dagelijkse omgang?
Gaandeweg de avond maakt zich een prangende beklemming meester van het publiek, dat op zich geen deel heeft aan de acties, maar uitsluitend passief kan toekijken. Alles speelt zich af binnen armbereik, maar het voelt allemaal aan alsof we getuige zijn van iets dat niet voor een publiek bedoeld is: als wij er niet zouden zijn, zouden de acties gewoon doorgaan. We zijn welkom, maar het gebeuren wordt niet speciaal voor ons geëtaleerd. Uiteraard is dat natuurlijk schijn.
Het collectief is ook zelf verantwoordelijk voor een zorgvuldig lichtplan (Javé Montuchô), een doelbewuste dramaturgie (Allexandre Bomber, César Costa), een bepaalde en trefzekere soundscape (César Costa), en alles komt tezamen in een ideale locatie: als publiek vergeet je al deze manipulaties om je compleet over te geven aan dit statement, want dat is het.
In de loop van de avond verenigen de individuele acties en de duetten zich tot een sequentie met het hele 7-koppige ensemble. In een adembenemende verbeelding van de manier waarop mannen elkaar nodig hebben om zich te kunnen verheffen (Of gaat het om een verbeelding van de ratrace waar mannen aan onderworpen zijn?) wordt steeds op een andere plek, een reeks ruwe beelden gecreëerd, fysiek riskant op het gewelddadige af. Dagelijkse ervaringen op een dergelijke manier indringend te kunnen openen voor een anoniem publiek dat daar qua ervaring ver vanaf staat: dat is nu precies iets dat kunst vermag te doen.
Foto: Maurício Pokemon