DeutschesSchauspielhausHamburg, het grootste stadsgezelschap van Duitsland, staat volgend jaar centraal tijdens het tweejaarlijkse evenement Brandhaarden van Stadsschouwburg Amsterdam. Het Schauspielhaus zal een reeks voorstellingen tonen van veelal vrouwelijke theatermakers. Enkele namen zijn al bekendgemaakt: John Gabriel Borkman van Karin Henkel (geselecteerd voor het Duitse festival Theatertreffen 2015), Welt-Klimakonferenz van Helgard Haug (Rimini Protokoll) en De Entertainer […]
Het toneelbeeld sober noemen is een understatement. We zien de muren van Stadsschouwburg Amsterdam in alle naaktheid. Op het voortoneel een tafel en vijf stoelen, kaal uitgelicht door twee, soms drie lampen. Keukenkastjes aan de zijkant. We zijn getuige van een familiediner, maar één stoel blijft leeg.
De vader, half engel en vooral de betreurde net overleden vader, blijft vrijwel de hele voorstelling op de achtergrond. Tussen sommige aria’s fluit hij, zacht. De achtergebleven kinderen vertragen, versnellen en verleggen de focus, ondergedompeld in hun eigen rouw. Zonder dat er een camera aan te pas komt krijgt deze treurnacht zo een onmiskenbaar filmisch karakter, dat alles op muziek van Bach.
Johann Sebastian Bach schreef geen opera’s, maar de dramatische kracht van vooral zijn oratoria is enorm. Meerdere regisseurs hebben zich gewaagd aan (semi)geënsceneerde uitvoeringen van de Matthäus Passion en de Nederlandse Reisopera maakte al diepe indruk met de Johannes Passion. Ook Bachs cantates zijn al eerder voor het toneel bewerkt, dus compleet braakliggend terrein betreedt regisseur Katie Mitchell niet met Trauernacht. Uit de ruim tweehonderd overgeleverde cantates selecteerde zij samen met dirigent Raphaël Pichon vier koralen, drie recitatieven en vijf aria’s, voorafgegaan door een a capella motet van Johann Christoph Bach.
En dat begin is adembenemend. In het halfduister lopen de vier jonge solisten (een sopraan, alt, bas en tenor) in slowmotion op blote voeten naar de tafel en zingen ‘Mit Weinen hebt’s sich an’. Ze gaan zitten, op tafel een zak met daarin schoenen, jas en horloge van de overledene. De hier tot op het bot uitgeklede klanken van de zoon bijten zich zo visueel onwillekeurig vast in vaders slotkoor van de Matthäus: ‘Wir setzen uns mit Tränen nieder’.
Een voorstelling van krap vijf minuten maken is zelfs voor Mitchell wat al te dol, maar de essentie van Trauernacht zit in deze eerste minuten. De Sinfonia BWV 146 die volgt behoort met de orgellijntjes die menig progrocktoetsenist inspireerden niet tot Bachs boeiendste, maar geeft het publiek de kans op adem te komen voor de ene fraaie aria na de andere.
Doordat iedereen daarbij vaak in slowmotion beweegt, vestigt Mitchell de aandacht op diegene die wel in real time beweegt, of dat nu de tenor is tijdens zijn woede-uitbarsting ‘Es reißet euch ein schrecklich Ende’ of de alt tijdens ‘Stirb in mir’. Dan treedt de vader (een mooie rol van Hugo Koolschijn) bovendien voor het eerst naar voren, en legt zijn handen op haar schouders. Al even aangrijpend is het moment even later als hij met twee borrelglaasjes in de hand zijn zoon ‘helpt’ bij ‘Es ist vollbracht’ – met als fraai detail dat de zoon het glas in één keer achterover slaat, maar de vader slechts doet alsof hij nipt – doden eten en drinken immers niet meer.
Tijdens de laatste aria ‘Ich habe genug’, uiteraard na de maaltijd, verdwijnen jas en schoenen in een vuilniszak, alleen het horloge blijft gespaard – of denk ik dat te zien omdat ik al decennialang het horloge van mijn grootvader om mijn pols draag? De vader zelf verdwijnt richting zijtoneel, net als drie van zijn kinderen, op de tafel worden uit een grote doos vier kleine dozen neergezet. Voor wat er van jullie uiteindelijk overblijft, lijkt de boodschap. We horen ‘Vor deinem Thron’, gearrangeerd voor de vier stemmen en ‘consort de flûtes à bec’ – nu vooral een sombere drone.
Is dit het? Ja, dit is het. Het is bijna banaal om de vocale en acteerprestaties van de solisten (Myriam Arbouz, Marian Dijkhuizen, Rupert Charlesworth en Andri Bjorn Robertsson) uitvoerig te roemen, kanttekeningen te plaatsen bij het weinig sprankelende spel van het Ensemble baroque de l’Académie Européenne de musique, of je af te vragen of dit nog wel met talentontwikkeling te maken heeft, gezien de grote namen overal in de credits.
Wat het wel is: zeventig minuten indrukwekkend, aangrijpend en tegelijkertijd pijnlijk onbevredigend theater, met minder variatie dan je bij aanvang zou wensen. Het is te simpel, maar het is ook razend knap. Het is dor en kaal, monotoon en vol herhalingen met kleine variaties, maar liefdevol en vol erbarmen. Het is godbetert het leven zoals het is. Het is gekmakend. Het is geniaal. Voor de een slechts een enkele ster; voor de ander talloos veel miljoenen; voor de een is de kleinste doos te groot, voor de ander is de grootste te klein.
Foto: Patrick Berger