In een donkere zaal komt Davis Freeman op en zingt Tom Petty’s Southern accents, een prachtige song over afkomst en jeugdherinneringen. Het is een treffende introductie tot de vertelvoorstelling Do my mouth, waarin de in Brussel woonachtige Amerikaanse kunstenaar Freeman zichzelf van zijn meest persoonlijke en kwetsbare kant laat zien. (meer…)
Toen Franz Kafka op een doorwaakte nacht in 1912 in één ruk, als in een trance, zijn verhaal Das Urteil (Het vonnis) had geschreven, noteerde hij in zijn dagboek: ‘het verhaal is als een echte geboorte met vuil en slijm bedekt uit mij tevoorschijn gekomen, en alleen ik heb de hand die tot het lichaam kan doordringen’. Het verhaal dat hij daarna schreef was het beroemde De gedaanteverwisseling, waarin de brave handelsreiziger Gregor Samsa op een ochtend wakker wordt en tot zijn schrik constateert dat hij veranderd is in een tor.
Het kan haast niet anders of Olivier de Sagazan heeft weet van beide verhalen. En Kafka’s notities moeten de Franse beeldhouwer bekend zijn voorgekomen. De worsteling met het materiaal en de roes waarin je terecht kan komen tijdens het scheppingsproces maar ook de onmacht (en de daarmee gepaard gaande woede) om dat materiaal te kneden naar je eigen inzichten en de pijn die gepaard gaat met het vormgeven.
Voor zijn overrompelende performance Transfiguration leende hij niet alleen de titel van Kafka, het is ook een drie kwartier durende visualisatie van het eerder genoemde citaat. Alleen gaat bij De Sagazan aan de geboorte een lange reeks miskramen vooraf, waarin het ene afzichtelijke monster na het andere gebaard wordt. Uiteindelijk resulteert het in het beeld van een zwangere, naakte vrouw. Al moet ook die geofferd worden. In de laatste scène smijt en smeert hij de klei zodanig op een metalen wand dat de vorm van een crucifix zichtbaar wordt, een niet mis te verstane verwijzing naar het Bijbelse verhaal over de gedaanteverandering van Jezus, de aankondiging van zijn verrijzenis.
Zo puilt Transfiguration uit van de verwijzingen, maar daar lijkt het De Sagazan niet in de eerste plaats om te doen. Het zijn hoogstens inspiratiebronnen. Eerder betoont hij zich een nazaat van het gedachtengoed van Antonin Artaud, die met zijn Theater van de Wreedheid via fysieke uitputting zijn acteurs de controle over zichzelf deed verliezen om vanuit het onderbewuste bij een nieuwe werkelijkheid te komen. Artaud liet zijn acteurs met elkaar vechten, De Sagazan vecht met zichzelf.
Of beter: met zijn materiaal. Hijzelf neemt de positie in van een sjamaan, de genezer die ons in een trance meeneemt naar andere werelden. We zien toe hoe hij prevelend, met niet meer dan een homp klei, wat water, stro en twee potjes verf transformeert van misvormd sprookjesdier naar pokdalige oude man die model heeft gestaan voor een portret van Francis Bacon. De kunstenaar verandert in een tovenaar, zijn gezicht is het schilderdoek waarop de ene poging na de andere strandt. Voort gaat de worsteling, almaar voort.
Hij lijkt ook zijn neus en mond dicht te smeren. Stikt hij niet? Zijn ademloosheid wordt de onze, gespannen volgen we zijn verrichtingen. Zijn trance wordt de onze. Elke laag creëert een nieuw mysterie, een nieuw spookbeeld.
De Sagazan wordt volledig één met zijn materiaal. Nooit eerder zag ik de worsteling van een kunstenaar zo overtuigend verbeeld. Transfiguration gunt je een blik in een diepe afgrond.
Foto: Olivier de Sagazan