Wat is echt, wat is waan? En wordt die waan ingegeven door ziekte of een valiumverslaving? Door het verlangen iemand anders te zijn of door de hoop dat iemand anders is? Wat is de kern? Het zijn sleutelvragen in het monumentale toneelstuk Angels in America van Tony Kushner. ‘Dit stuk moet om de tien jaar […]
‘Wat heb ik met mijn zus gedaan? O god, wat heb ik met mijn zus gedaan.’ Deze woorden van Stella, de zuster van Blanche Dubois uit Tramlijn Begeerte, worden niet vaak geciteerd. Ten onrechte. Ze zijn van beslissende betekenis. Aan het slot van de voorstelling door Toneelgroep Oostpool krijst actrice Kirsten Mulder als Stella deze woorden uit; ze doet het met volle emotionele overgave, heen en weer geslingerd tussen wanhoop en zelfverwijt. Niemand kan haar sussen. Stella is in haar verdriet niet te redden. En Blanche, die weggevoerd wordt naar een psychiatrische inrichting, is al even reddeloos.
Regisseur Marcus Azzini deinst in zijn regie van Tramlijn Begeerte (A streetcar named Desire, 1947) van de Amerikaanse schrijver Tennessee Williams niet terug voor grote emotionele effecten. Dat siert de voorstelling, anderzijds is de explosieve lading vaak te groot.
Theun Mosk ontwierp een prachtig duister-dreigend decor, opgetrokken uit zwarte latten als een reusachtige schuur. Door de kieren sijpelt licht. De deuren zijn op ingenieuze wijze weggeborgen in het houtwerk, zodat de schuur tegelijk een gevangenis is. Behalve hoofdrolspeelster Blanche Dubois, grandioos vertolkt door Maria Kraakman, kunnen alle personages door die geheime deuren heen en weer lopen. Dat is al een symbolisch gegeven van de eerste orde. In die gesloten ruimte is Blanche veroordeeld tot een bestaan dat ze niet wil leiden. Ze komt terecht in de grofste kringen van het New Orleans van de jaren veertig. Ze schrikt van de armoede waarin haar zuster, net zoals zij afkomstig van een plantage, moet leven. Haar man is de rouwdouwer Stanley Kowalski, gespeeld door Dragan Bakema. Hij vernedert en slaat Stella. Maar telkens keert ze bij hem terug.
Stella schikt zich in deze entourage van geweld. Zij ziet er de noodzaak van in. Blanche droomt van een ander leven. Daarom breekt haar frêle gestalte aan het slot. Haar sleutelwoorden zijn ‘betovering’ en ‘dromen’. Stella’s sleutelwoorden ‘realiteit’ en ‘aanvaarding’. Het accent dat Azzini legt op de verhouding tussen beide zusters geeft aan deze Tramlijn Begeerte een bijzondere dimensie. Ook in speelstijl zijn Kirsten Mulder en Maria Kraakman elkaars tegenpool, dat heeft de regie scherp gezien en goed weergegeven. Het directe, onopgesmukte en aardse acteren van Mulder staat in fraai contrast tot het ijle, zwevende spel waarin Kraakman zo onnavolgbaar uitmunt. De Stella van Mulder plant haar voeten stevig op de vloer; Kraakman lijkt over de vloer te vliegen.
Dan is daar, als een losgebroken kerel, een ongeleid projectiel Stanley Kowalski, de oerman die drinkt en pokert, die vrouwen verleidt en verkracht en die vooral niet met zich laat sollen. Zijn overtuiging dat de man de ‘koning’ is van het huis, draagt hij uit met kracht, dat betekent in zijn geval: slaand met vuisten op tafel. Al meteen bij de eerste blik die Stanley en Blanche wisselen, weten zowel de toeschouwer als zijzelf dat er een erotiserende werking uitgaat van dit duo: zij breekbaar, hij massief. Zij dartelt om hem heen als een vlinder om een rots. En die rots heeft het in zich de vlinder te verpletteren.
Een mooi accent in deze voorstelling krijgt ook de lijn tussen Blanche en een van Stanley’s vrienden, Mitch. Stefan Rokebrand speelt Mitch gevoelig en verlegen, precies zoals een jongen moet zijn aan wie Blanche zich wil geven. Net zoals in de regie die Eric de Vroedt in 2008 van A streetcar named Desire deed, krijgt deze tweede plotlijn alle subtiliteit mee. Als toeschouwer verlang je naar geluk en liefde tussen dit tweetal, maar het is Stanley die uit ongefundeerde woede deze prille liefde kapotmaakt. Is dit eenmaal gebeurd, dan stort Blanches wereld in elkaar. In het slotbeeld klimt Blanche als een kat langs het lattenwerk van de muren om te ontsnappen aan de verplegers die haar komen halen. Maar vergeefs. Dan kruipt ze weg in de koffer waarmee ze, met de Begeerte-lijn, bij haar zuster aankwam. Dit beeld is weliswaar te gedragen en te symbolisch, maar het klopt wel. Die koffer is het enige bezit dat ze heeft.
Soms laait in het spel de emotionaliteit extreem hoog op. Wie het spel dan vergelijkt met de regieaanwijzingen treft inderdaad, op Williams gezag, aanwijzingen aan als ‘dierlijk gehuil’ en nog veel meer. De kracht van deze Tramlijn Begeerte schuilt in nieuwe dramatische lijnen die onverwacht worden blootgelegd en ook in het wonder van het spel van Maria Kraakman. Het is niet altijd makkelijk het raadsel van haar talent te beschrijven: in elk geval is het haar fort dat het lijkt alsof ze altijd aanwezig is, altijd tekst heeft ook als ze even geen tekst heeft. Ze is als een viool in een ensemble. Nu eens speelt ze mee met de andere klanken, dan opeens neemt ze de hoofdpartituur voor haar rekening. Van deze Blanche maakt ze een even gedreven als tragische verschijning.
(foto: Sanne Peper)