Toneelschrijver Kees Roorda zegt af voor de Amerikaanse première van zijn stuk ‘Rishi’, dat vanaf 1 juni gespeeld wordt door het Origin Theatre in New York. Hij voelt zich daartoe genoodzaakt omdat de Amerikaanse immigratiedienst zijn Molukse partner geen visum verleent.
(meer…)
Op poppodia spelen artiesten hun evergreens soms decennialang, maar in de kleinkunst- en cabaretwereld is het hernemen van succesnummers niet gebruikelijk. ‘Waarom eigenlijk niet?’ vraagt Kleine Komedie-directeur Vivienne Ypma zich af na afloop van de première van Toppers in de mist van Droog Brood.
In deze jubileumvoorstelling spelen Bas Hoeflaak (1973) en Peter van de Witte (1975) hoogtepunten uit zes eerdere programma’s. En inderdaad: waarom niet? Want na twee uur het beste van twee kleinkunstenaars die de miscommunicerende mens tot kunst hebben verheven, kan de conclusie alleen maar zijn: dit was lachen van het betere soort.
Dat geldt voor nieuw publiek, maar ook voor degenen die het duo vanaf het eerste programma na hun overwinning op het Amsterdam Kleinkunst Festival in 2000 volgen. 12,5 jaar samen op het toneel heeft het spel van Hoeflaak en Van de Witte verdiept. Oude nummers zijn in het jubileumprogramma fijn geslepen, wat eerder al gortdroog was is nog een tandje bijgezet. Doordat de twee konden graaien in een grote grabbelton ontstond een voorstelling met een uitgekiend ritme: hilarische tekstscènes en verstild spel wisselen elkaar af. Het smurfenlied passeert, maar ook een mimische sketch waarin de twee met lampenkappen het toneel betreden. Een luidruchtig popconcert volgt op een woordenloze rolstoelact.
Wie het beste van 12,5 jaar Droog Brood ziet voorbijtrekken, ontdekt hoe sterk de thematiek van menselijk onvermogen vanaf het begin in hun werk ligt verankerd. Alleen letterlijk staan de personages dicht bij elkaar, de ander bereiken doen ze niet. In toneelmatige sketches, waarin de werkelijkheid vaak op het groteske af wordt uitvergroot, laten Hoeflaak en Van de Witte hun onhandige figuren machteloos met elkaar botsen. De welwillendheid is er, maar het contact blijft stroef.
Hoeflaak is daarbij degene met de grootste mimische variëteit, die extra uit de verf komt door Van de Wittes uitgestreken gezicht. Die laatste is ook het muzikale brein achter de voorstellingen, die altijd zijn voorzien van een strak geluiddecor. Een vaste rolverdeling hebben de twee niet; ze completeren elkaar en kiezen feilloos voor de juiste bezetting. De ene keer is Van de Witte een op de zenuwen werkende betweter, de andere keer Hoeflaak een hinderlijke lulhannes. En toch voel je compassie met deze kleine mensen met hun grote monden die wel willen, maar niet kunnen. Want dat is Droog Brood ook: naast al het absurdisme is er ruimte voor ontroering.
Foto: Bob Bronshoff