In de nieuwe digitale voorstelling Swipe Island, die Eva Line de Boer bij Productiehuis Zeelandia maakte, wordt de kijker meegevoerd in een wereld die wordt beheerst door de logica van reality-tv en dating apps. Hoewel de multimedialiteit van de voorstelling interessant is, ontbreekt het aan een interessante dramaturgische lijn en gelaagde personages. (meer…)
De winterkou lijkt opgesloten in Brutus, het aan de Keileweg gelegen pand in Rotterdam dat onder andere atelier van Lieshout huisvest. Terwijl de mensen zich warm gekleed verzamelen voor thee of koffie in de voorruimte van de locatie waar de voorstelling Tolerance Test zal spelen, opent er een deur achter de geïmproviseerde bar. Die geeft toegang tot een metershoge ruimte waar een installatie van vijftien immense tekeningen van de hand van Charlotte Schleiffert in een cirkel staat opgesteld. Daarbinnen zijn allerhande stoelen ogenschijnlijk op willekeurige manier neergezet. Dit is de setting waarin actrice Kimberley Agyarko ons op informele wijze verwelkomt.
Ze stelt vrijuit vragen aan het binnendruppelende publiek. Zo vraagt ze aan een bezoeker die zich identificeert als voormalig kunstenaar naar de betekenis achter de tekeningen en waar de creatieve impuls in verscholen ligt. Ze maakt een deal met de dochter van initiatiefnemer en curator Johan Idema om te zoeken naar elementen in de voorstelling die haar de vorige keer ontgaan zijn. Zo breekt Agyarko de kunstmatige grens tussen performer en publiek. Iedereen die aanwezig is in deze kring zal onderdeel van de voorstelling zijn. De manier waarop is nog onduidelijk, maar wat we dan ook zullen ondergaan, we doen dat gemeenschappelijk.
Wanneer de laatste bezoeker plaatsneemt, begint Agyarko haarzelf en de wezens waarmee we zijn omringd te introduceren. Ze werpt zich op als de verteller, curator en provocateur van deze performance en legt ons voor dat de figuren, vastgelegd in de bombastische en groteske tekeningen, wellicht onaffe reflecties zijn van onszelf. Aspecten van de verhalen die wij over onszelf vertellen.
Wat volgt, is een aaneenschakeling van scènes die vormelijk aandoen als die van een kindervoorstelling waarbij het publiek door de verteller van locatie naar locatie geslingerd wordt. Zo rent Agyarko gierend langs de stoelen om ons te transporteren naar een fictief punt in de geschiedenis. Tot we uitgelicht geconfronteerd worden met Black Antoinette, een herinterpretatie van Marie-Antoinette als zwarte vrouw. Ze vraagt ons stil te staan bij haar zwartzijn en om na te denken over het effect dat een zwarte vrouw aan het hof van Lodewijk de Zestiende had kunnen hebben op de positie van het zwarte lichaam in een moderne Europese context.
Agyarko spreekt tot, bevraagt, interrumpeert en bakkeleit met deze versie van Antoinette. Bekritiseert haar als een in een witte mal geforceerde, zwarte representatie en bepleit dat zij als jonge zwarte vrouw behoefte heeft aan een andere representatie. Een die niet vertrekt vanuit een Eurocentrische benadering. Terecht wijst ze op het bestaan van zwarte vrouwen die elders in de wereld in de hoogste culturele en maatschappelijke echelons bewogen, ook in de tijd van Marie-Antoinette.
Het is zeer verrijkend, deze interactie van het persoonlijke archief van de performer met de stemmen van de geschilderde wezens. De vragen waarmee Agyarko worstelt en die zij aan deze figuren voorlegt vertrekken niet vanuit een veralgemeniseerd discours, maar vanuit een jonge zwarte vrouw die in de gewelddadigheid van de intersecties van het huidige maatschappelijke debat poogt te zoeken naar haar eigen positie hierin en daarmee de onze. De wezens worden stand-ins voor verschillende menselijke driften, impulsen, houdingen en stemmen, die af en toe ietwat karikaturaal vormgeven aan zaken als het kapitalisme, activisme, religie en kunstenaarschap.
Hierin wordt steeds meer duidelijk dat de tolerantietest die we ondergaan een aanklacht is op onszelf. Wie of wat we moeten ondergaan is wie en wat wijzelf zijn en de manieren waarop we dat tot uitdrukking brengen. Zo is het wezen dat, gehuld in een gewaad van moralistische statements, zich opwerpt als activistische kunstenaar ook een kritiek op de impotentie van die activistische performance. Terwijl deze figuur door Agyarko aangeklaagd wordt, bombardeert deze de ambitie voor wereldvrede tot verdienmodel waarmee dit wezen zichzelf reduceert tot cynische feedbackloop.
Deze verwijzing naar de inherente frictie die mogelijkerwijs in al onze overtuigingen schuilgaat wordt verder benadrukt als Agyarko het gesprek aangaat met de stemmen van de wezens waarmee we zijn omringd. Dan weer is er de Tasmaanse duivel die, gehuld in een orthodox-christelijk gewaad, vragen met vragen beantwoordt om vervolgens volledig uit het gesprek weg te vallen. Of de twee figuren die uitgedost in gemengde traditionele klederdracht die stemloos blijven wanneer Agyarko ons vraagt te identificeren waar ze vandaan komen en het publiek bijna angstig lijkt hun kleur of locatie te noemen.
Agyarko’s spelplezier maakt dat het hoge tempo waarin al deze stemmen aanbod komen, is bij te benen. Het zorgt voor houvast die deze uiteenlopende stemmen weet te verenigen.
Toch rijst de vraag welk conflict gecentraliseerd wordt tijdens deze voorstelling. Is het die van de verteller? Is het die van de kunstenaar, verantwoordelijk voor de bevreemdende wezens die ons confronteren met onszelf? Of is het toch die van onszelf als hetgeen getolereerd moet worden? Tolerance Test lijkt geen nieuwe vragen te stellen aan haar publiek, maar eerder te benadrukken dat er geen oplossing geformuleerd kan worden wanneer we niet in staat zijn om onszelf te tolereren.
Foto: Jaspar Moulijn