Wat een heerlijk type toneeltekst is de eenakter toch. De novelle onder de dramateksten stelt auteurs in staat om precies één idee goed uit te werken – niet meer en niet minder. Zo krijg je in een relatief kort tijdsbestek een idee van iemands thema’s, stijl en taal. (meer…)
De voorstelling begint met de toeschouwer te plaatsen in een denkbeeldig decor waarin zijn voorstelling zich zal afspelen. Middels een lied schetst hij een beeld van een typisch Holland, met zijn typische landschap en typisch Hollandse mensen met typisch Hollandse kenmerken. Herkenbaar, maar een gevoel van iets als een beklemmende burgerlijkheid begint je te bekruipen.
In de vooraankondiging werd zijn gemengde Surinaams Indonesische (van vaders kant) en Friese Sliedrechtse achtergrond (van moeders kant) genoemd. In Toetje vertelt Elstak hoe hij in het witte Alblasserdam is opgegroeid en zich pas later in het multi-etnische Rotterdam bewust werd van die roots. Ook door Surinamers werd hij in een hokje geplaatst.
Verder doet hij niet zoveel met dit gegeven, behalve dat hij grappen maakt over zijn vader en Indonesische grootmoeder en Surinamers stereotypeert – waar sommigen aanstoot aan kunnen nemen, maar anderen om gieren van het lachen, getuige enkele witte mensen in het publiek.
Toetje stipt vooral allerlei hokjes van ‘burgerlijk’ Holland aan. Die neemt Elstak op de hak, stelt ze aan de kaak of bekritiseert ze op een serieuze maar vooral komische manier waarbij het lachen je daarna soms vergaat. Hij gooit daarbij zijn eigen persoonlijke relatie met zijn vrouw in de strijd als voorbeeld van hoe het ook anders kan dan het gewone huisje-boompje-beestje.
De vorm die Elstak hanteert is zeer gevarieerd. Hij trakteert het publiek op grote en kleine liedjes, imitaties, conferences, typetjes en lichaamstaal. Dat maakt dat je steeds nieuwsgieriger wordt met welke verrassing hij weer op de proppen zal komen. Zijn typetjes zijn aanstekelijk en hij heeft een speelsheid en een gemak met het publiek waar je zijn vakmanschap aan kunt zien.
Hilarisch is de taaldeskundige die het liedje ‘Daar moet een piemel in’ taalkundig ontleedt. En genadeloos indrukwekkend is zijn kritiek op het misbruik van social media.
Na de pauze krijgen we vooral ook te maken met de 30-jarige Aron Elstak als zichzelf, die gepassioneerd vertelt over zijn eigen ontwikkeling. Hij rekent af met racisme en vooroordelen, en je hoort zijn eigen gegroeide inzicht en begrip voor de nazaten van het Hollandse slavernijverleden. Je voelt zijn streven naar wederzijds menselijk begrip en verbinding voor de wereld van vandaag.
Zijn toegift was veelzeggend voor wat hij het publiek wil meegeven: een gevoelig lied over de tragiek van een saai burgermannetje die pas op zijn sterfbed beseft wat hij allemaal van het leven gemist heeft.
Foto: Katalin Vos