‘Discordia speelt mooi’ is de uitdagend dubbelzinnige ondertitel van de voorstelling. Ze spelen een stuk dat Mooi heet. Maar wat is er hier wel of niet mooi? In de tekst van Gerardjan Rijnders is er sprake van een boek met plaatjes, maar dat is er nu niet te zien. (meer…)
Geroezemoes klinkt vanaf het toneel, aanvankelijk onverstaanbare klanken voortgebracht door een handvol acteurs. Het podium bestaat uit ruwhouten planken. Er komen steeds meer acteurs tevoorschijn tussen de coulissen door. Ook van onbewerkt hout. Het begin van de voorstelling Toegestaan is wat bevalt door De Veere lijkt op een jazzconcert met vrije improvisatie, waarin geleidelijk meer contour ontstaat. Ingewijden in het theater ontdekken acteurs van Maatschappij Discordia en ‘t Barre Land. Hier en daar een gast van buiten. Bekende en minder bekende gezichten. Jan Joris Lamers naast Bo Tarenskeen. Een mengeling van aankomend en geoefend.
Iemand zet met vliegertouw lijnen uit over de speelvloer. Anderen schuiven de houten coulissen in een fraai perspectief. Associaties met Tsjechov dienen zich aan, Oom Wanja. Landerigheid. Interieur van een donker landhuis. ‘Als je eenmaal begonnen bent, kun je niet meer terug,’ zegt een van de personages. Dit gaat over sangria. Volgende scène: een glas water is eigenlijk, als je er goed naar kijkt, een eik. Maar bewijs het maar eens. Schitterende scène, niet meer dan een flard. Goethes Torquato Tasso komt voorbij. En, hoogtepunt van heel de avond, een felle, venijnige dialoog tussen Jan Joris Lamers en Annette Kouwenhoven uit Am Ziel van Thomas Bernhard. De onnavolgbare stijl van Maatschappij Discordia herleeft. Een voorstelling als deze is ook en vooral toneelgeschiedenis. Terugblik op een theaterstijl die in de loop van decennia is ontstaan en waarin kaalheid, soberheid en eerlijkheid het winnen van pluche en opsmuk. De act met Perfect day van Lou Reed is voortreffelijk. Aarzelende pianoklanken, zang en een verjaardagstaart met brandende kaarsjes die het duistere toneel verlicht.
De hand van Lamers is in veel taferelen te herkennen. Een Thonetstoel tegen de wand, zomaar. De liefde voor afgedankte maar waardevolle voorwerpen. De acteurs die een stuk of tien koffergrammofoons laten spelen met welluidende muziek van Vivaldi. Veelbetekenend is de lijst van scènes die niet doorgaan, zoals de blotemeisjesact en de salto mortale van Matthias de Koning. Ook dat typeert de werkwijze van Discordia en ‘t Barre Land: toneel brengen alsof alles nog moet worden bedacht, de fase van het repeteren, van afspraken maken en weer verwerpen, in de trant van: ‘Als jij daar opkomt, ga ik hier af.’ Het gaat om de prilheid van het moment en elk ingestudeerd toneelgedrag is uit den boze. Sommige spelers hanteren welbewust een slordige dictie. Onverstaanbaarheid als immaterieel toneelerfgoed: heerlijk!
Maar gevaarlijk. Want de vraag bij een voorstelling als deze is in hoeverre niet-ingewijden erdoor geboeid raken. Mij spreekt deze collage bijzonder aan vanwege de voortdurende herkenning. De flardsgewijze stijl verhindert dat de voorstelling de diepte in gaat. Dat is jammer. Plaatsen we deze toneelvorm tegenover het reguliere theater, dan zien we hier het tegendeel van alles wat des theaters is: geen emotionele inleving, geen psychologisch realisme, geen klassieke dramaturgie. Wel het toneelwonder van een glas water dat uitgroeit tot een eikenboom. Geloof daar maar eens in. Mij boeit het geweldig, hoewel ik, geheel in stijl van deze voorstelling, mij ook het tegendeel kan voorstellen. Maar wie niet gaat, mist een unieke theatertraditie. Wie eenmaal heeft leren kijken naar deze speelstijl, kijkt voor altijd anders naar alles wat in de schouwburgen is te zien.
(foto: Bert Nienhuis)