Als het publiek de kleine tent betreedt, zweeft Benjamin Abel Meirhaeghe al in lotushouding. Esoterische klanken en rook begeleiden het eerste protestlied ‘Today’ waarin we elkaar virtueel de hand schudden alsof we zusters en broeders zijn. Maar vandaag is overschat en het is tijd dat we van provider veranderen en onze wifi-verbinding met hem zoeken. (meer…)
Zes dansers staan om een soort judomat heen. Een vierkant van witte vloerbedekking, dat de planken vloer in de Shambles-tent dansbaar moet maken. Een van hen betreedt deze arena en begint te dansen. Eerst alleen. Dan krijgt hij gezelschap, of hij sleurt dat zelf het vierkant in. Uiteindelijk staan alle zes daar. Dansend, alleen of met elkaar. Om dan weer één voor één af te druipen naar de rand, waarna het proces opnieuw begint.
Dat is, puur beschrijvend, de kern van To the Edge, een nieuwe voorstelling van een half uur van de jonge Rotterdamse choreograaf Dalton Jansen die dezer dagen te zien is op de Parade. De zes dansers bestaan uit vier witte mannen, twee bruine, onder wie Jansen zelf, en één Aziaat. Jansen vindt de established Nederlandse dansscene veel te wit en wil dat graag doorbreken, zo vertelt hij in een recent interview met Vice – Creators. ‘In onze grondwet staat dat iedereen gelijk is, maar de realiteit is dat een Nederlandse achtergrond of een witte huidskleur je verder brengt.’
Daar heeft hij natuurlijk gelijk in. Maar, zo voegt hij er in één adem aan toe, hij wil niet dat zijn dansers en hijzelf eerst en vooral op hun huidskleur worden afgerekend. ‘Het zou daar niet om moeten gaan. Ik hou me liever met mijn beroep zelf bezig.’ Ook dat staat als een huis. Alleen zijn beide standpunten lastig met elkaar te verenigen. En hoe wit en modern/klassiek geschoold het dansend establishment mag zijn, tegelijkertijd is het übercool om choreografieën en voorstellingen te mixen met straatdansers en ‘amateurs’ van allerlei pluimage.
Jansen laat zijn zes dansers wel ‘breken’, draaien en zwaaien op handen en voeten, maar slechts met mate. De begeleidende muziek – dromerige elektronische samples en dito zang – leidt het publiek nog verder weg van hiphop en breakdance. To the Edge zit eerder op de wip, ergens tussen de straat en modern/klassiek in. De mannen voeren een herkenbaar spel op van elkaar afstoten en aantrekken, dat zij steeds herhalen. Ook daarin maken zij geen keuze. Op een duw volgt steeds weer een verzoening, of omgekeerd.
Eén keer ontspoort een duet in een worsteling. Heel even maar. Dan keren de rust en de harmonie weer. Zo gaat To the Edge op en neer zonder echt te pieken, zonder echte climax. Dat flegma geeft de voorstelling iets sympathieks, maar van mij had hij wel wat edgier gemogen. Toch is ook te zien dat Jansen een eigen danstaal probeert te ontwikkelen. Net als zijn dansers is hij jong: vierentwintig pas, en nog in opleiding. Misschien moeten we gewoon wat langer wachten totdat hij zijn piek bereikt.