Ze zijn beiden op leeftijd, Annemarie Prins en Eric Besseling, wanneer ze zich, in het echte leven, toeleggen op de keuze voor een woongroep. Ieder betrekt een riant appartement in Amsterdam. In een pand met plek voor tien bewoners. Kies je voor zelfstandig samenleven, dan levert dat een ratjetoe aan ervaringen en emoties op. In de voorstelling Death Row wordt daar nog een extra sausje chaos aan toegevoegd. (meer…)
Je hele leven zit je op een speedboot en scheer je over het water, je blik gericht op de einder. Totdat je weet dat je doodgaat, dan voelt het alsof je in een roeiboot zit: je gaat traag vooruit en je blik is naar achteren gericht, naar wat je allemaal bent gepasseerd. Maar wat als de naderende dood niet meer het einde betekent maar de wetenschap de dood heeft ingehaald? Zou je eeuwig door willen leven en zo ja: tegen welke prijs?
Dat is de vraag waar het in het concept van Jeroen Rienks en Afke Weltevreden om draait. Helaas blijft het bij het opwerpen van die vraag. Van een echte inhoudelijke exploratie is, door het uitleggerige en anekdotische karakter van de voorstelling, helaas geen sprake.
Na onder meer een kantorencomplex aan de Coolsingel, een verlaten fabriekshal en het dak van culturele broedplaats Scieblock, speelt Onderwater Producties wederom op een spannende locatie in Rotterdam. Zo’n dertig man publiek verzamelt zich op de dertiende verdieping van de Lijnbaanflat. Hartje centrum, panoramisch uitzicht: midden in de wereld en tegelijkertijd op grote afstand daarvan – geheel conform de personages in de stuk. De locatie representeert het hippe rooftop appartement dat David en Kim (Jeroen Rienks en Lot van Lunteren) betrekken, ergens in de (nabije) toekomst.
Het centrale drama is al snel uiteengezet: David heeft een hersentumor en zal niet lang meer leven, Kim werkt voor het ‘instituut’, een illustere club die hersenen inscant, waardoor je als een androïde toch door kan leven. Het uitgangspunt, dat alle aanleiding biedt voor het exploreren van ethische dilemma’s, blijft te veel aan de letterlijke, anekdotische oppervlakte. Zo blijft Till Death Do Us Part 2050 steken in een obligaat ideeënstuk.
David wil aanvankelijk niets van het experiment weten, maar weet zich om volstrekt onduidelijke redenen ineens overgehaald – een omslag die volslagen uit de lucht komt vallen en waar zijn partner dan maar gretig op inhaakt. Dat de androïde versie van David niet dezelfde grillige, onredelijke en dus menselijke man blijkt waar Kim per saldo verliefd op is geworden, laat zich raden.
Realistische scènes tussen David en Kim worden versneden met beschouwende monologen tegen het publiek. Voor de nodige expositie van de codes van deze dystopische wereld, voeren ze bovendien nog een aantal andere personages op. In een ondramatische en overbodige interviewscène wordt bijvoorbeeld uitgelegd hoe het precies zit met dat inscannen van die hersenen. Helemaal niet relevant voor de inhoud van het stuk, maar toch een behoorlijk uitgesponnen scène. Het is typerend voor deze voorstelling, die zich verliest in letterlijkheid, en daardoor weinig ruimte laat voor het onderzoeken van de ethische dilemma’s die de personages voor hun voeten geworpen krijgen.
De tekst, waar toch al zo weinig aan te raden blijft, wordt bovendien zeer letterlijk geënsceneerd. Er is geen sprake van spannende spelintenties die een ander reliëf aan de dialoog geven – behalve misschien de bewegingssequentie buiten op het dak, die door het beslagen raam helaas nauwelijks zichtbaar was. Onderwater Producties schotelt ons een interessante thematiek voor, maar laat geen enkele ruimte voor meerduidigheid.
Foto: Fred Ernst