Tussen drie transparante vlakken in rood, geel en blauw (scenografie: Asli Çiçek) staan drie dansers, waaronder choreografe Femke Gyselinck zelf. Vanaf de zijkant lopen ze in hoog tempo op elkaar af, ieder vanuit een andere hoek, vervolgens langs elkaar. Muzikant en componist Liesa van der Aa, gewapend met elektrische viool en loopstation, begeleidt het geheel. Wat volgt is een dik uur abstract puzzelen. (meer…)
De luide, huppelende beats van Anna Meredith vullen de grote zaal van Frascati. Voor een golvend wandje toont Steven Michel ons zijn rug. Het hoofd zorgvuldig voor de toeschouwer verborgen houdend, zijn billen gehuld in een iriserend blauwgroen sportbroekje en zijn benen gevouwen onder zijn romp, veinst hij een nieuw lichaam dat met veel enthousiasme en kleine bewegingen een eigen leven begint.
They might be giants (2016) is het eerste eigen werk van Steven Michel en een succesvolle poging het plezier van de danser los te koppelen van diens menselijke status en gestalte. Als een lichamelijk orgeltje pompt hij vormpjes rond. Spelend met proportie en perspectief, verwachtings- en bewegingspatronen, transformeert Michel van danser naar een veelvormig en ietwat schuchter object.
Het is een kwaliteit die ongenadig veel eist van de danser in kwestie, aangezien deze voortdurend vanuit onmogelijke posities schijnbaar coherent fysiek gedrag moet vertonen. Ook dit draagt bij aan de absurditeit van het werk. De concreetheid van de fysieke inspanningen en de optische effecten en het make belief staan in wonderlijke verhouding tot elkaar.
Waar in circus en hiphop acts het vaak louter over de virtuositeit van het visuele effect en de fysieke contole gaat, werkt Michel heel bewust vanuit de beperkingen die hij zijn nieuwe lichaam oplegt. Niet de kick van de truc of het kunnen, maar de kwetsbare aard van de transformatie staat voorop.
Als toeschouwer raak je gefascineerd door het vormenspel en wordt Michel, net als in marionetten- of poppentheater, een geloofwaardige kruising tussen vreemd wezen, stuiterend ding en wezenloze materie. Het schouwspel ontwikkelt zich, maar krijgt nergens de nooddruft van een existentiëel programma met de bijbehorende dramatiek. They might be giants heeft eerder de toon van een scharrelen op de plek.
Een wonderlijke, licht hilarische overgave spreekt uit de onmogelijke posities van waaruit Michel zijn ongebruikelijke routines doet. De fysieke uitdaging is omgekeerd evenredig aan het effect: een loos, haast hulpeloos, licht komisch, gespeeld onnozel spel is het gevolg, zonder veel verplichtingen verder, relatief ontspannen en onbezonnen.
Terwijl met de nodige beats en bassen het ene dansmuziekje aan het andere wordt geregen – betekenisvolle inkleuring door andersoortig geluid of soundscapes wordt uitdrukkelijk vermeden – bewerkstelligt het mixen van ritme, vorm en kleur hallucinerende effecten. Wanneer naar het einde van de voorstelling ook het licht met vibrerende standjes en diepe, contrasterende kleuren begint mee te spelen, en de verschijning van Michel ook in stilstand begint te bewegen, zijn Frankenstein en Ovidius niet ver weg.
Michel zou met dit werk zo naar Aix-en-Provence kunnen gaan, naar de Fondation Vasarely, het museum voor optical art. Ook daar zijn dance en drugs, hallicuniaties en seksuele fantasieën nooit ver weg, in een collectie die alle soorten van begoocheling van de zinnen bijeen heeft gebracht. They might be giants, uitgebracht bij Grip, maakt nieuwsgierig naar meer.
Foto: Giannina Urmeneta Ottiker