Tijdens Theatre Forever presenteert hiphopfestival Summer Dance Forever een avondvullend programma. Het DeLaMar wordt opgehitst door het al eerder besproken Bots Kingdom, Sons of Wind brengt een portie ‘bounce’ en Snack Break Movement Arts uit Los Angeles betovert het publiek met een zinderend duet. (meer…)
Op een avond hiphopdans verwacht je beats te horen. Maar op de eerste avond van Summer Dance Theatre overheersen sombere en soms zelfs dreigende soundscapes. De toon wordt gezet door ondergronds gerommel en watergeluiden: kabbelend, stromend en klaterend.
Zes figuren kruipen over een duister podium vol mist. Diep bassende rommelgeluiden komen binnen via de maag, nog voordat de oren er wat van kunnen vinden. Lichtbundels van mijnwerkerslampjes werpen een blik op schijnbaar los bewegende lichaamsdelen. Dit intrigerende openingstafereel van Sous-sol, door de Franse Compagnie Allongé, wordt in theater DeLaMar helaas grondig verpest door veel te fel schijnende nooduitgangbordjes. Gelukkig is de voortdurend naar de grond – en volgens de titel zelfs daaronder – sleurende choreografie van Arnaud Deprez sterk genoeg om de blik naar het toneel te trekken. Fraai is vooral een vloeiende en terugkerende beweging, waarbij de breakers hun eigen lichaam van de grond lijken te tillen. Waarna de zwaartekracht het uiteindelijk toch wint.
Het eerste kwartier van het buiten ons zonnestelsel gesitueerde mijnwerkersballet Sous-sol is spannend. Daarna veronderstelt de toelichtende tekst dat de personages transformeren tot de mineralen en schatten die ze kwamen opdelven. Als je zoiets leest denk je: hoe dan? Helaas blijven Deprez en zijn dansers het antwoord daarop schuldig, want het veel te lange slot valt vooral op door uiteenlopende bewegingsinvallen, die door het ontbreken van een heldere dramatische lijn in het luchtledige blijven hangen. De evocatieve soundscape van Mathieu Bonnafous blijft overigens wel van begin tot eind boeien.
Een dwingende dramatische context ontbreekt eveneens in de afsluiter van de avond: L’ivresse des lucioles van de Gabonees-Franse Carmel Loanga. De dronkenschap van vuurvliegjes dient hierbij als een metafoor voor de jeugd, en de daarbij horende honger naar ervaringen. Dat dit onderwerp zich leent voor een lossige, vlinderende structuur is begrijpelijk. Maar Loanga fladdert wel heel vrijblijvend door een fragmentarisch gemonteerde reeks dansnummers, die stilistisch stuiteren tussen hiphop, house en showdans.
Tussen de fragmenten door horen we het geluid van stromend water en klaterende regen. Binnen deze flimsy structuur brengen Loanga en haar crew wel een reeks strak uitgevoerde groepsdansen, virtuoze solo’s en zelfs een zwoel jazzballet-duet. Een deel van het publiek hunkerde aan het eind van deze toch wel wat somber getoonzette avond kennelijk naar beats en actie en leverde luidruchtig bijval.
Dat een choreografie ook gebukt kan gaan onder te veel dramatische context bewijst Ruben Noël aka Rubix met zijn bijdrage ADAPT (Another Day At Psy Therapy). Op de soundtrack koppelt hij Kendrick Lamars indringende nummer Mother I Sober aan een deel van Lamars videoclip bij het nummer Count Me Out, waarin Helen Mirren de rol speelt van Kendricks therapeut. Rubix is een ongekend soepele danser, maar ook al lipsynct hij een deel van Lamars nummer mee, zijn dans valt in het niet bij de songtekst. In Lamars openhartige ontboezemingen over huiselijk en seksueel geweld zit al het drama al dubbel en dwars ingebakken. Alles wat Rubix daaraan toevoegt is op zijn best illustratief.
Dalton Jansen presenteert een voorstudie van Jah, een voorstelling die later dit seizoen zijn première zal beleven. In zijn bekroonde voorstelling Birds putte Jansen uit zijn eigen ervaringen als cliënt in jeugdzorginstellingen, die hun verpletterende neerslag vonden in dans en spoken word. Voor Jah duikt Jansen opnieuw in zijn familiegeschiedenis, waarbij zijn relatie met zijn in de rastafari-cultuur gewortelde vader centraal staat. Met effectief geplaatste blackouts presenteert Jansen filmische scènes, waarin vijf dansers met dreadlocks de kijker meevoeren in de rastafari-culuur.
Ook in dit geval valt op dat de soundscape nadrukkelijk sfeer neerzet, terwijl ritme eerder wordt gesuggereerd dan uitgespeeld. De vijf rasta’s hebben al heel wat gewiegd, geworsteld en gemimede jointjes doorgegeven voordat er eens een reggae-achtige beat te horen is. Hoe de in deze preview aangestipte vader-zoon-relatie precies wordt uitgewerkt in de voltooide productie blijft nog even afwachten, maar nu al is duidelijk dat sfeer en bewegingsidioom in deze onaffe versie al preciezer zijn gedefinieerd dan in de andere producties deze avond. Jah is een voorstelling om reikhalzend naar uit te kijken.
Foto: Sjoerd Derine
Het festival heet Summer Dance Forever toch?
Het festival heet inderdaad Summer Dance Forever. Onder de noemer Theatre Forever presenteert het festival voorstellingen in de theaters DeLaMar en ITA.