97 procent van het publiek voelt zich prettig en veilig in Carré, ondanks de coronamaatregelen en anderhalvemeteropstelling. Dat blijkt uit een eigen klanttevredenheidsonderzoek van het Amsterdamse circustheater. (meer…)
‘Uit wat voor hout ben ik gesneden in het oog van de oorkaan?’ vraagt Johan Fretz zich af. Als je op straat loopt en je ziet dat iemand in elkaar wordt geslagen, vindt er een fysieke reactie plaats. Je voelt de behoefte door te lopen. Je brein registreert gevaar en wil alleen maar weg. In Carré organiseert Theater Na de Dam een ode aan het verzet. Een poging om te stoppen met doorlopen. Stilstaan als gezamenlijke daad van verzet.
Theater Na de Dam is in negen jaar uitgegroeid van sympathiek evenement in Amsterdam, tot een landelijke traditie met meer dan honderd voorstellingen, tekstlezingen en presentaties die zich – elk op hun eigen manier – met de ogen van nu verhouden tot de Tweede Wereldoorlog.
Terwijl in tien steden evenveel gezelschappen de tekst van Grunberg voorlezen en er tal van jongerenprojecten en jongemakersvoorstellingen te zien zijn, presenteert Carré een theatraal programma dat dit jaar is samengesteld door Koos Terpstra. De presentatie ligt in handen van Harm Edens, die een passende dienstbare rol op zich neemt.
Hoe kunnen we nog in verzet? Die vraag staat centraal in de vijf kwartier durende voorstelling. Terpstra brecht een veelzijdige keur aan mensen op de piste die daarop reflecteren. Stuk voor stuk ‘dwarsliggers’, zo je wilt, in de positieve benadering van het woord. De 84-jarige Joan Dreise vertelt een persoonlijk verhaal, over het verzet van haar moeder die steevast weigerde een Jodenster te dragen. Voormalig marinier Ingo Piepers benadert de oorlog op een wetenschappelijke manier en Luitenant-Kolonel Mostafa Hilali vanuit zijn functie binnen het leger. ‘Verzet is risico nemen voor een ander’, zegt hij. ‘De conflicten van de toekomst zijn niet alleen onvoorspelbaar, maar ook onvoorstelbaar.’
Allen onderstrepen ze het belang van verzet, hoe groot of klein ook. Daar tussendoor komt de kunstenaar aan het woord. De zanger, de verhalenverteller, de muzikant, de humorist; elk gaat op zijn of haar eigen manier in verzet. Johan Fretz verzet zich, in een bevlogen pleidooi, tegen het feit dat hij waarschijnlijk niet in het verzet zal gaan. André Manuel zingt: ‘Sterven voor de vrede; ik heb er geen wekker voor gezet/ Ik ben lui in mijn verzet.’
Het Leeuwarder Pasveerkorps geeft een uitmuntende show, de acht jonge honden van de band De Baron zijn even onverstaanbaar als energiek, sopraan Lucie Chartin zingt een prachtig lied en uiteindelijk stroomt zaal én tribune vol met kinderen in het wit die vol overgave een partizanenlied zingen. Paul de Munnik zingt ‘Mens, durf te leven’ en, op het eind, het prachtige ‘Mooi’ van Maarten van Roozendaal, dat in het kader van de herdenkingsdag een ontroerende extra betekenis krijgt. ‘Ik ben goddank dus nog een keer een jonge lente waard.’
Terpstra stelde een veelzijdige show samen die tot nadenken stemt, bij vlagen ontwapenend is en onverwacht meeslepend. Die veelzijdigheid was een kracht en tegelijkertijd bleef het daardoor ook wat aan de oppervlakte.Voor een ode aan het stilstaan zat er behoorlijke vaart in de avond. De snelle afwisseling van sprekers en acts maakte het geheel soms te vluchtig.
Maar, mede door die veelzijdigheid, stond de avond ook expliciet in het teken van verbinding. Een voorstelling als een gezamenlijke beleving, vanuit hart en hoofd benaderd, voor jong en oud bedoeld. Een avond die reflecteert, activeert en tot hoop stemt. Daarin toont Theater Na de Dam maar weer eens hoe waardevol theater is.
Foto: Jorn Heijdenrijk
De luitenant kolonel houdt een kritiekloos verhaal over het leger, het bombarderen in Syrië We horen het aan en komen niet in verzet
André Manuel doet een Marokaan na, kleinerend, ik kan er niet om lachen maar ik kom niet in verzet
Het was een ratjetoe, amusant meestal maar het thema verdient meer diepgang, zeker in deze tijd waarin, ingo Piepers ons laat zien, opnieuw een grote alles omver werpende oorlog dreigt, zijn remedie was diversiteit, deze show had naast leeftijdsdiversiteit weinig diversiteit te bieden, heel jammer
Het was een show van gevonden voorwerpen met slecht tape aan elkaar geplakt. Dit kun je geen regie meer noemen. Dan de boodschap. De makers hebben niets begrepen van wat verzet betekent tegen een fascistische bezetter. Verzet komt niet van militairen, dus was het belachelijk om ze over verzet te horen oreren. Het Leeuwarder Pasveerkorps moest ons kennelijk overtuigen van de waarde van discipline en gehoorzaamheid maar niet van verzet. Ze horen op een militair evenement als Taptoe thuis en niet in theater over verzet. Een mooi gevonden voorwerp was natuurlijk Bella Ciao gezongen door die kinderen. Maar enige uitleg over dit echte verzetslied had zeker 99 procent van het publiek wel nodig gehad. Hoe is het mogelijk dat dit theatermormel uit handen van Terpstra kwam! Tijdgebrek?
Leuke woordgrap van Fretz
Deze voorstelling is een gemiste kans. Muzikaal prima, maar de sprekers -die de inhoud moeten geven aan het thema- totaal de plank mis. Wat heeft het leger met verzet te maken? Verzet is het ultieme autonome denken, verzet is kritisch zijn. Allemaal kwaliteiten die je als laatste bij een leger wilt zien.
Waarom is het thema niet maar het nu getild? Het gaat niet over die persoon die op straat in elkaar geslagen wordt. Het gaat om die collega of klasgenoot die buiten gesloten wordt. Wat doe je dan? Durf jij je zekerheden in de waag te stellen om wat jij rechtvaardigheid vindt?
Had een Turkse journalist uitgenodigd of een Groningse hongerstaker.
Een militaristische invulling van het thema verzet getuigt van totaal gebrek van inzicht. De associaties met wapengekletter zijn regelrecht ingegeven door een historisch besef dat niet verder gaat dan de musical Soldaat van Oranje.
Was het thema ‘Oorlog’ geweest dan had deze line-up prima gepast. Want daar is het leger hard nodig. Maar verzet heeft niets maar dan ook niets met het leger te maken. Het leger is er om bevelen van de heersende macht uit te voeren. Zoals in 1951, om de herdenking van verzetsstrijdster Hannie Schaft te beletten.
OVER “WEGKIJKEN” (uit Weerzien van Guus van Waveren)
Op zekere dag is het weer zover. Een eindeloze rij met pakken en koffers sjouwende Joden passeert het kruispunt. Duitsers lopen er met het geweer in de aanslag naast. Ik was negen jaar. Mijn moeder en ik kijken achter het raam toe. Aan het eind van de stoet loopt een jong gezin. De vader heeft een grote zware koffer in de ene en een klein koffertje in de andere hand. Midden op het kruispunt stopt hij, zet de koffers op straat, keert zich om, pakt ze weer op en loopt met grote stappen van de stoet weg. De twee Duitsers achter de stoet heffen meteen dreigend hun geweren. Zogenaamd geschrokken keert de man zich om en holt komisch huppelend weer achter de stoet aan. Zijn kinderen moesten lachen. Ik keek naar mijn moeder. Ze stond huilend achter de gordijnen.