De nieuwe zomervoorstelling Wild van theatergezelschap Vis à Vis, speelt zich af tijdens een avond in een peperduur restaurant, waar een verveeld en stinkend rijk koppel, inclusief agressief schoothondje, in een limousine XXL arriveert, en de minder welgestelde dinergast dus snel moet ophoepelen. (meer…)
Inktzwarte duisternis. Beeldschermen geven een dag en een tijd. Pats, fel wit licht. Een kaal toneel, afgeschermd door twee glazen wanden die in een rechte hoek op elkaar staan. Daarachter een vader en een zoon die elkaar voor het eerst in jaren zien.
De acteurs dragen microfoons die alles hard de zaal injassen, als lasers, alsof dat glas er niet staat; hun stemmen, ademhaling, kuchjes. Alles. Het lijkt David Mamet of The office, maar het is Henrik Ibsen – in aanleg dan. Het enige attribuut is de rolkoffer van de zoon. Een suggestie van de reis die hij heeft moeten maken, maar ook van de emotionele bagage die hij met zich meezeult, uit zijn nieuwe en uit zijn oude leven. Vader en zoon praten tastend met elkaar, ongemakkelijk en vertrouwd tegelijk, alsof ze domweg aanhaken bij hun laatste gesprek van jaren geleden. In korte, snelle zinnen krijgen we de contouren van hun karakters te zien, van wat hen bindt en van elkaar vervreemdde.
De moeder die lang geleden een einde aan haar leven maakte nadat ze haar man op een zoveelste affaire had betrapt. De reden voor de zoon om te vertrekken. Het triviale en het fundamentele wisselen elkaar rücksichtslos en pijlsnel af. Rook je nog, wil de zoon weten. Jaja, ik probeer te stoppen, zegt de vader korzelig. Wie is die jonge vrouw bij de receptie, vraagt de zoon. Mijn secretaresse, luidt het antwoord. O, ik dacht je verloofde. Ze is óók mijn verloofde, zegt de vader weer, matter of factly. Jezus man! Ze had je kleindochter kunnen zijn! Jaja, zegt de vader korzelig, dat weet ik heus wel. Pats. Duisternis. Bach, voor vioolsolo. Ruw onderbroken: pats, licht. Volgende scène.
The wild duck van de jonge Australische sterregisseur Simon Stone (28) en Chris Ryan is een rigoreuze, heetgewassen 2.0-bewerking van Henrik Ibsens gelijknamige klassieker, die twee jaar geleden in Sydney in première ging en nu te zien is in het Holland Festival. Stone handhaafde slechts zes van de dertien personages: vader Håkon Werle, zijn zoon Gregers, diens jeugdvriend Hjalmar Ekdal, Hjalmars vrouw Gina, hun dochter Hedvig en Hjalmars vader. Verder wandelt er een heuse eend over het toneel, ooit aangeschoten door Håkon maar gered van de dood door diens hond en daarna hersteld door de goede zorgen van de oude Ekdal – symbool van de emotionele schade onder zijn naasten die het bijproduct vormen van Håkons succes en fortuin als zakenman. De fameuze zolder van huize Ekdal, herschapen in een binnenhuisbos waar Hjalmars vader zijn verleden als jager herleeft door op konijnen te schieten, krijgen we niet te zien. Net zo min als de laat-negentiende-eeuwse huiskamers van de welgestelde Noorse burgerij die de realist Ibsen tot in detail voorschreef aan de vertolkers van zijn stukken, om zijn publiek het gevoel te geven dat ze op toneel het echte leven zagen zoals zij dat kenden.
Ibsen zag zichzelf als een dramaturgische fotograaf van de Noorse samenleving uit zijn tijd, vertelde inleider Rob van der Zalm voorafgaand aan de Nederlandse première van The wild duck. Hij wilde zijn toeschouwers als voyeurs door de ramen van de buren laten gluren, zonder dat die zich bespied waanden. Alleen dat uitgangspunt benadrukt Stone met zijn glazen wanden. De rest zette hij meedogenloos over naar het hier en nu. Naar mobieltjes, een laptop en de stiekeme sigaret waarmee de puberende Hedvig wordt betrapt door Gregers. En bovenal met zijn snelle, vrijwel volledig nieuwe tekst – slechts af en toe passeren er zinnen die aan het origineel lijken ontsnapt, zoals wanneer de oude Ekdal zijn zoon tot bezinning tracht te brengen: ‘All men carry a story from their past. It is as old as the hills.’
Onderweg schudt Stone ook Ibsens personages duchtig op. Gregers is in zijn versie veel minder dominant. Geen idealistische drammer, meer een intellectuele, wat klinische twijfelaar. Deze Gregers is vooral blij zijn oude makker weer te zien. Hij neemt Hjalmar geen moment kwalijk dat diens gelukkige huwelijk is gebaseerd op een leugen: Gina heeft hem nooit verteld dat zij alleen maar met hem is getrouwd omdat zij zwanger was van Hedvig, die door Håkon was verwekt. Deze Gregers weet alleen van die geheime verhouding, niet van de zwangerschap. Wanneer hij de ene helft van het geheim aan Hjalmar onthult, uit een soort beperkt plichtsbesef, komt die er zelf achter dat Hedvig niet zijn dochter is. Ontgoocheld verstoot hij zijn vrouw én zijn dochter, waarop Hedvig zelfmoord pleegt met het jachtgeweer dat de oude Ekdal haar eerder heeft leren hanteren.
Stone’s Gregers is ontzet over wat hij heeft aangericht. Zo had hij het nooit bedoeld, maar hij is niet bij machte iets aan de uitkomst te veranderen. Hij verdwijnt eenvoudig uit beeld, Stone fades him out. The wild duck eindigt met Hjalmar en Gina vóór de glaswand, een jaar na Hedvigs zelfdoding. Twee gebroken mensen die van elkaar houden maar hun liefde geen plaats kunnen geven in het zwarte gat dat de leugen en de dode dochter hebben geschapen. Ze gaan uit elkaar met een vage belofte: we bellen.
Het is een verpletterende, diep ontroerende finale. Bach heeft dan allang plaatsgemaakt voor knalharde elektronische muziek. In de tweede helft van de voorstelling zijn de scènes langer en niet grappig meer. De leugens en hun gevolgen vliegen het publiek genadeloos om de oren. Met zijn volledige ontmanteling van Ibsens tekst en mise-en-scène ontbloot Stone juist de diepere bedoelingen van de Noorse meester. Hij versnelt en actualiseert de actie, waardoor hedendaagse toeschouwers aansluiting krijgen bij Ibsens thematiek. De flitsende scènes aan het begin zijn Stone’s manier om beetje bij beetje het verleden te onthullen dat Ibsens personages belast. Met Bach illustreert hij de valse harmonieën waarmee zij dat verleden hebben toegedekt, met de latere harde muziek de ontrafeling daarvan.
Stone maakte naam met even rigoreuze bewerkingen van Wedekind, Tsjechov, Seneca en Brecht. Waarom die klassiekers, vraagt Lonneke Kok hem in het begeleidende boekje. Waarom maakt hij geen ‘fonkelnieuwe eigen tekst? ‘Ik ben in het theater begonnen als acteur en ik wil vooral echte menselijke interacties op het toneel zetten,’ antwoordde Stone haar. ‘En daarbij is een klassieke tekst behulpzaam, omdat die zichzelf al heeft bewezen, dat is gegarandeerd een sterk verhaal.’ Zijn acteurs hoeven ‘geen verantwoordelijkheid’ meer te nemen voor het stuk en kunnen zich ‘honderd procent bezighouden met waar het in mijn theater om gaat: mensen echt iets laten beleven’.
Foto: Heidrun Lohr