We zien vijf personen, uitgedost in synthetisch ogende kleding, zwart met paars, roze, rood, oranje, blauw. Ze hebben wel iets van plastic insecten. Ze bewegen soms schijnbaar ongecoördineerd ieder voor zich, in de rondte rennend of langs en over elkaar heen rollend. Op zeker moment vormen ze een kluwen van mensen en plastic, waarna de groep weer uiteenvalt.

The Syncopators van choreografe Ingri Fiksdal uit Oslo werd gespeeld op het Neude. De spelers lijken op vrolijke nomaden, maar ook op vluchtelingen die hun hele hebben en houden in tassen en zakken met zich meesjouwen. Er is een flamenco-achtig man-vrouw-duet en het hele ensemble voert op zeker moment een groepsscène uit die op een Afrikaanse dans lijkt.

Intussen was het begonnen te regenen, en niet zo’n beetje ook. Arme spelers, al lijken ze met hun kleding rekening te hebben gehouden met plensbuien en is doorspelen bij allerlei weersomstandigheden vermoedelijk ook een ingecalculeerd aspect van openluchttheater in Noorwegen. Op de website van Fiksdal staan foto’s van opvoeringen van The Syncopators met fjorden en rotsige bergen op de achtergrond. Daar in Noorwegen vormden de gekleurde plastic uitdossingen een interessant contrast met de ruige natuur.

Bij het zien van de drijfnatte acteurs in hun plastic, die nomaden, migranten of in elk geval outsiders lijkten te verbeelden, moest ik denken aan de man die ik onderweg op straat zag zitten met een stuk karton waarop geschreven stond I AM HUNGRY – GOD BLESS. Honderd meter verderop zat nog iemand op straat met een identiek stuk karton, met delfde tekst in identieke hoofdletters beschreven. Een hele familie van migranten? De plastic bepakking zou ook kunnen verwijzen naar de ‘wetsuit-guys’ die Noorwegen en Nederland op een tragische manier verbinden, twee jongens wier lichamen in 2015 gekleed in wetsuit aan respectievelijk de Texelse en Noorse fjordkust aanspoelden, en die vanuit Calais hadden geprobeerd naar Engeland te zwemmen.

Als het einde van de voorstelling nadert, klaren de gezichten van de natgeregende spelers op, ook al doet het weer dat niet. Je zou willen dat hun bedoelingen duidelijker en sterker overkomen. En ook dat ze daarvoor iets minder holle retoriek nodig hebben. Het geheel komt op mij niet over alsof ‘the conceptual boundaries of dance-as-art’ worden doorbroken, en dat ‘their close connection with colonial history’ aan de kaak wordt gesteld, evenmin als hoe dans ‘at best to contribute[s] to their expansion’, zoals het ensemble het zelf beschrijft. ‘Combining classic jazz dance techniques with dark sci-fi and future fiction from literature and film, five performers attempt to inspire new and superhuman physicalities.’ Ook niet gezien.

Er zit trouwens geen muziek in de voorstelling. Het begrip syncope, waar de titel naar verwijst, komt uit de muziek en slaat volgens de makers op ‘a deviation from an expected rhythmic pattern in music or dance’, wat niet anders is dan het (in het geval van vierkwartsmaat) geven van een accent op de tweede en vierde tel van de maat in plaats van op de eerste en de derde, wat het ‘swing’-effect teweeg brengt in de jazz en de pop. De dansers van Fiksdal hebben een jazzdans-achtergrond en willen in de lijn met die syncope disruptie teweeg brengen bij het publiek in openbare ruimten. Terwijl wat ik zie eigenlijk niet afwijkt van zelfs tamelijk belegen straattheater. Een vrouw met een fiets is blijkbaar zelfs zo weinig geïmponeerd dat ze dwars door het speelvlak struint, gewoon omdat ze aan de overkant van het plein moet zijn.

Foto’s: Izabella Englund