Een mooiere openingsvoorstelling had het Krokusfestival, het jaarlijks festival voor jeugdtheater in het Belgische Hasselt, zich niet kunnen voorstellen. Jong en oud staan en bewegen op de toneelvloer, brengen dansant herinneringen naar boven, laten herinneringen ontstaan, zoeken wegen om ermee om te gaan. (meer…)
Op het toneel staat een witte tent. Er klinkt het huilen van de wind, angstaanjagend. Als de wind hevig aanrukt en het geluid in intensiteit toeneemt, begint de tent te verplaatsen over het toneel. De camera geeft ons een kijkje achter de tent, waar een man met een konijnenmasker een gekleurde vlieger volgt die over de vloer beweegt. Als hij in de tent verdwijnt, komt het konijnenhoofd binnen een seconde aan de andere kant weer naar buiten. Het hoofd wordt vastgehouden door een danseres, die lyrisch begint te bewegen. De wind gaat langzaam over in muziek.
Zo opent What remains van de Spaanse choreoraaf Alba Castillo tijdens de online editie van The Square van Scapino Ballet. In een videoportret dat voor de voorstelling vertoond wordt, vertelt Castillo dat zij als choreograaf altijd start vanuit een idee of concept dat gebaseerd is op haar persoonlijke ervaringen. Zo wil zij een connectie leggen tussen haar stukken en de wereld eromheen. Ze kiest thema’s zo dat de toeschouwer zich er waarschijnlijk in kan herkennen omdat hij ooit iets soortgelijks heeft meegemaakt. Dat geldt ook voor What remains, dat gaat over het verliezen van de onschuld en ophalen van herinneringen aan de kindertijd.
‘Het repetitieproces was erg emotioneel’, vertelt danser Niko Amenduni voorafgaand aan de voorstelling. ‘Het proces voelde oprecht. We kregen de vrijheid om onze eigen emoties en herinneringen om te zetten in beweging.’ Dat het repetitieproces emotioneel en verbindend was, is zeker te zien in What remains. De poëtische bewegingen in combinatie met de meeslepende muziek, geven het stuk een diepe emotionele gelaagdheid. De dansers zijn goed op elkaar ingespeeld, het is een organisch geheel.
Uit de tent komen in het totaal zes dansers, die we pas in het slot allemaal tegelijk op het toneel zien. Solo’s, duetten en trio’s wisselen elkaar af, terwijl de tent sporadisch in beweging komt en zich over het toneel beweegt. Het stuk wordt gedanst in een theatersetting, maar doordat de camera zich ook op het toneel bevindt, lijkt het voor de kijker alsof hij onderdeel is van het stuk en omringd wordt door de dansers.
De dansers bewegen zich laag bij de grond en elke beweging is groots, maar met aandacht voor de kleine details. De duetten en groepsstukken zijn een prachtig spel van actie en reactie en de tempowisselingen binnen de dansfrases zorgen voor veel dynamiek in de voorstelling.
Als een danseres halverwege het stuk het konijnenmasker weer opzet horen we verschillende stemmen en geluiden. Zijn dit de jeugdherinneringen waar Castillo aan refereert? Gedachten die opkomen zonder dat je ze kan stoppen? De kakofonie van geluiden kruipt onder je huid en je zou deze het liefst meteen uitschakelen.
De precieze toegevoegde waarde en betekenis van het konijnenhoofd blijven onduidelijk. De vlieger zou symbool kunnen staan voor de onschuld van het kind. Hoewel ook de betekenis van de tent open is voor interpretatie, fungeert deze als een sterk attribuut. Het konijnenmasker werkt echter afleidend. En als er ook nog föhns tevoorschijn komen, doet dit wat af aan de intieme sfeer die de dansers aanvankelijk neerzetten.
Als na een prachtige solo van Niko Amenduni, een intiem duet van Sana Sasaki en Lorenzo Cimarelli en een intrigerend groepsstuk, het geluid van de wind terugkeert voelt het alsof we een hele reis hebben afgelegd. De cirkel is rond en toch voelt alles anders.
Foto: Bas Czerwinski