Let op: voor je het weet zijn ze voorbij. De drie korte solo’s die Het Nationale Ballet achter elkaar presenteert als The Prometheus Project duren samen niet langer dan 7’42”, inclusief credits en aftiteling. Deze dansfilm is de enige alternatieve bijdrage van het gezelschap aan het online programma van het Holland Festival, nu het oorspronkelijke HF-programma door de coronamaatregelen is gecanceld. (meer…)
Lichaamssculpturen. Lichaamsplastiek. Het zijn termen waarbij je als dansrecensent geheid de aandacht van de lezer verliest. Maar bij The Rodin Project van Russell Maliphant ontkom je er eigenlijk niet aan. Nog opvallender: hier is het geen slecht teken!
Bettina Masuch, artistiek directeur van het Springdance Festival, flikt het weer. Was de openingsvoorstelling Sideways rain van Alias vorig jaar een van de beste voorstellingen van het afgelopen dansseizoen (of misschien zelfs wel de beste), met The Rodin Project heeft Masuch opnieuw een ijzersterke opener. The Rodin Project vormt dan ook de belichaming van de rode draad van de editie van dit jaar: het snijvlak van dans en beeldende kunst.
Maliphant wordt, volgens eigen zeggen, al jaren geïnspireerd door de Franse beeldend kunstenaar Auguste Rodin. Maar, benadrukt Maliphant, zijn voorstelling moest geen één-op-één-vertaling worden, met dansers die alleen maar van de ene naar de andere pose verschieten. Dat is hem gelukt: de choreografie ademt Rodin, maar is tegelijkertijd ook heel erg eigen.
Het eerste dat bij de openingsacte opvalt zijn de roomwitte draperieën. Het hele toneel is ermee bedekt. Ook de zes dansers (drie vrouwen, drie mannen) zijn gekleed in oud-Griekse gewaden. Eén danser (Thomasin Gülgeç) staart, in een referentie naar Rodins beroemdste werk, nadenkend voor zich uit. De rest schrijdt loom over het toneel, of koestert zich, zacht wiegend, in het lamplicht. Als vleesgeworden beelden: statuesk, maar niet statisch.
Na de ietwat onverwachte pauze zijn alle kleden weg. Het skelet van het podium is zichtbaar: grote strakke zwarte blokken rijzen op uit de grond. De statige kleding is vervangen door losse trainingspakken. De sfeer is direct anders. De hiphopinvloeden van de drie mannelijke dansers, die in de eerste helft wat meer onder de oppervlakte bleven, komen naar boven.
Dat geeft zijn doorslag in de dynamiek. Waar de dansers in deel 1 vooral met zichzelf bezig waren, zijn ze zich hier hyperbewust van de anderen. Het geeft iets dierlijks, iets speels, zoals in de scène met Tommy Franzén en Dickson Mbi, die elkaar in klimkunsten proberen te overtreffen.
De connectie met Rodin is hier wat minder voor de hand liggend. Behalve in één scene: danseres Jennifer White komt op met een wit stuk linnen dat haar naakte lichaam slechts heel losjes bedekt. Het is onmogelijk in haar niet Rodins ‘De baadster’ te herkennen. Veel doet ze niet: zachtjes wiegend vangen we soms een glimp op van de nek, de rug, de eerste glooiing van de bilpartij. Zo simpel, zo wonderschoon, zo suggestief. Zoals het werk van Rodin kan zijn.
foto: Laurent Phillipe