Een theatergebouw wordt vaak aangeduid als ‘huis’ en bij het Rotterdamse Theater Mooi Weer krijgt dit begrip een bijna letterlijke invulling: het publiek kan voorafgaand aan de voorstelling aanschuiven aan tafels in een belendende ruimte, waar een maaltijd geserveerd wordt.

Iedereen die naar de voorstelling komt, wordt persoonlijk onthaald, krijgt zijn plek gewezen in de tafelschikking en geïnstrueerd over de praktische gang van zaken. De theaterzaal is geheel flexibel en kan per voorstelling anders ingericht worden. Het gezelschap dat is ondergebracht in dit huis, concentreert zich op auteurstoneel, met op het repertoire zowel klassieke (Tartuffe, Macbeth) als moderne teksten, zoals deze van Martin McDonagh uit 2003.

In deze regie van Lynn Schutter spelen vier acteurs alle rollen. De schrijver van moderne sprookjes Katurian (Edouard Kain) is de spil om wie de hele voorstelling draait. Hij wordt ervan verdacht de kindermoorden uit zijn literaire verhalen, ook in werkelijkheid te hebben gepleegd. Katurians broer Michal (Valentijn de Jonge) is ook verdachte. Heeft hij de verhalen misschien opgevat als op te volgen instructies? Annelotte van Aarst en Jurriaan van Seters spelen onder anderen twee agenten.

McDonaghs extreme montage van deze detective, vol nauwelijks na te vertellen kronkelige bochten, laat zien dat de auteur als scenarist zijn sporen heeft verdiend. Buiten deze hoofdhandeling wordt ook een aantal van de sprookjes van Katurian verbeeld. De regisseur heeft ervoor gekozen deze sprookjes in verschillende stijlen en technieken vorm te geven, maar steeds met de grimmigheid en het sadisme die we kennen uit het repertoire van Grimm en Andersen.

De capabele acteurs behandelen de tekst in een hoog tempo, en doen daarbij toch recht aan de vele dubbele bodems. De breedsprakigheid ervan slaagt er echter niet in de hele tijd de aandacht vast te houden. Het spel blijft overwegend achter de vierde wand, met af en toe uitstapjes naar verhevigd naturalisme met fysieke elementen, en expressionistische aspecten in de verbeelding van de sprookjes – een terechte keus voor de dwingende dialogen die weinig ruimte laten. Daardoor is het geheel af en toe wat strak. Alleen Van Aarst neemt met haar lichtere toon meer vrijheid, waardoor ook de spaarzame humor die beslist wel aanwezig is, ook kans krijgt op te bloeien.

Het gestripte decor in de op zich aantrekkelijke ruimte benut die ruimte adequaat. Alle aandacht blijft op de acteurs, ook al worden er gaandeweg in de vormgeving grote niet-naturalistische elementen gebruikt, waardoor de voorstelling op huiskamerafmeting toch monumentale, fantastische dimensies kan krijgen.

De complexe relatie tussen fictie en werkelijkheid is in de kwarteeuw die is verstreken sinds deze tekst geschreven is, alleen maar problematischer geworden. In het programmaboek refereert de regisseur aan de affaire rondom Pim Lammers en zijn Kinderboekenweekgedicht, maar dat is nog maar één van de vele vaak verontrustende verschijnselen die hun intrede hebben gedaan. Is fictie de werkelijkheid aan het vervangen, of zijn we al een stadium verder en zijn fictie en werkelijkheid niet meer van elkaar te onderscheiden? Moeten we accepteren dat beide even waar kunnen zijn?

Aan het eind van de voorstelling gloeit er misschien een sprankje hoop als een van de agenten zich voor een ethisch dilemma geplaatst ziet. Aldus vindt een boeiende avond toneel een besluit dat ver voorbij de whodunnit tot nadenken stemt.

Foto: Maarten Laupman