Midden in de ruimte ligt een omgevallen pot. Het indringende blauw van de verf die er deels is uitgelopen, ligt met ferme streken uitgesmeerd op een werkblad. Dat blauw is belangrijk. Actrice Chris Nietvelt gebruikte dergelijke verf in haar rol als (video-)kunstenares Agnes in de voorstelling Kreten en gefluister (2009), in regie van Ivo van Hove. (meer…)
‘I’m mad as hell and I’m not going to take this anymore.’ Bryan Cranston als Howard Beale, doorgedraaide anchorman van tv-kanaal UBS, roept zijn kijkers op uit volle borst te schreeuwen. Het publiek van het Londense Lyttelton Theatre lacht wat besmuikt. Dan wordt er gehoor gegeven. De zin zit in ons collectief filmgeheugen: de afgeschreven journalist die voor de ogen van miljoenen kijkers aanzet tot actie en appelleert aan een onderhuidse onvrede.
Peter Finch won met zijn Beale in Sydney Lumets film Network (1976) een Oscar. Bij ons was er De Zender (2016) met Stefan de Walle bij Toneelschuurproducties/Nationale Toneel. Nu vertolkt Bryan Cranston Beale bij het National Theatre, regie Ivo van Hove. Van Hove had geen betere kunnen kiezen. Alles aan Cranston klopt. Op toneel en op scherm.
Lee Hall bewerkte het filmscript van Paddy Chayefsky tot toneeltekst. De talloze locaties uit de film worden door Jan Versweyveld (vormgeving) samengebald in een open studio met in elkaar overlopende ruimtes. Rechts, met hun neus op de actie zit een selecte groep toeschouwers aan sfeervol verlichte tafels, vol in zicht. Onder genot van een vijf gangen menu zijn zij tegelijk echt theater- en gespeeld studiopubliek.
In hoog tempo verplaatst het verhaal zich van een glazen regiekamer met redactieleden die routineus hun werk doen, via kleedkamer en executives’ zithoek naar het centrum: Beale’s news-desk uitgelicht door enkele gigantische tv-spots. Floormanager en technici lopen af en aan. Cameramensen richten hun lenzen en Beale verschijnt levensgroot op scherm. Met herkenbare songs en sferische geluiden versterken Eric Sleichim en de Bl!ndman Quartet-leden de hectiek van de vloer. Alles schreeuwt nerveuze energie. En trekt je effectief in Beale’s wereld.
Behalve megascherm is de ruimte omrand met projectieschermen. Jaren zeventig beelden rollen over elkaar heen. Neutrale berichtgeving. Politieke commentaren. Commercials. In dit werk hebben Versweyveld en Tal Yarden (video-design) zichzelf overtroffen. Ze scheppen een wereld door de ogen van de beeldenmakers en berichtgevers van toen en laten deze naadloos verglijden met projecties van Beale en zijn collega’s. Van Hove illustreert: dit is wat we zien, hoe we kijken, wat we herinneren. De wereld zoals voorgeschoteld door de lens van camera’s. Medium is the message en wie dat doorheeft is de baas – vrij naar doemvisie van mediasocioloog Marshall McLuhan.
‘I’m mad as Hell..’ Als Beale zijn oproep doet, is hij geen angry young man. In zijn hele wezen is acteur Cranston dat prototype oude-stempel-nieuws-journalist. Objectieve nieuwsgeving als hoogste goed. Hij en de zijnen leggen het in rap tempo af tegen de inhoudelijke leegheid van een nieuwe media- en management-generatie. Targets en marktaandelen zijn de toverwoorden. Young executive Frank Hackett (sterk gespeeld door Tunji Kasim) heft met woorden als ‘streamlined’ en ‘cost-efficient’ de redactionele en financiële onafhankelijkheid van de nieuwsafdeling op.
Maar Beale gaat niet zomaar. Na een met drank beladen avond met generatiegenoot Head of News Max Schumacher, prachtig klein gespeeld door Cranston en Douglas Henshall in een in close-up gebrachte dialoog, kondigt hij zijn zelfmoord aan, live op tv. Woede bij het management: is ie gek geworden? ‘I ran out of bullshit’ is zijn antwoord. Het gaat slecht met de wereld op alle fronten, en wij verkopen bullshit. Waarom doen we er niets aan? En juist met dat verzet keert hij zijn eigen tij. Kijkcijfers exploderen. Director of Programming Diana Cristiensen (Michelle Dockery, bekend van Downton Abbey) ziet de potentie van het tegengeluid. Beale moet een show en zij wordt zijn producent. Dat moet een hit worden die de zender hoognodig heeft. Dockery speelt met precies dat beetje hysterie dat overambitieuze mensen soms kenmerkt.
In deel twee grijpen de consequenties van gebeurtenissen je steeds meer naar de strot. Van Hove geeft de ‘Network News Hour’ de showallure van een ‘Voice of Holland’. Versweyvelds glitter en glamour spat zo van het podium dat het pijn doet aan de ogen. Opzwepende publieksbespeler (vet gespeeld door Patrick Poletti) warmt de toeschouwers op met schreeuwende stem en dito kleding. Beelden knallen van het scherm, de muziek gaat in de overdrive. Heeere iiiiisss Hoooowaard Beeeeeaaale!! Maar Beale blijkt niet te sturen. Camera’s vergroten elke twijfel. Cranston speelt meesterlijk met podium en scherm. Hij roept op tot actie. Schreeuw! Laat je niet in de luren leggen! Van verward en vertwijfeld naar wanhopig en gepassioneerd: Cranston beheerst het allemaal; hij is Beale.
Als tegenhanger van Beale is er Mr Alex Jensen, topman van het concern. Weergaloos mooi gespeeld door Richard Cordery. Superieur, messcherp en met licht optrekken van een wenkbrauw is hij de verpersoonlijking van het cynisme. Van Hove plaatst hem eerst hoog, als een god die met donderende stem Beale ter verantwoording roept. ‘You get up on your little twenty-one inch screen, Mr Beale, and howl about America and democracy. But there is no America. There is no democracy. There is only IBM and AT&T and Ford and General Electrics… Those are the nations of the world of today, but they are not entities like the nation state. What exists is the primordial movement of capital.’
In Jensens visie leidt juist dat tot een egalitaire wereld, ‘the perfect world… one vast ecumenical holding company for whom all men will work to serve a common profit.’ Met Cordery’s zware stem en monsterende blik klinkt het als een eindtijd. In dat denken schuilt ook dat alles wat door media aan nieuws geproduceerd wordt er niet toe doet. Het is bullshit. Waar Beale de macht achter de gemedialiseerde wereld als schrikbeeld ziet, ziet Jensen het als droge constatering van de nieuwe realiteit.
Van Hove laat deze twee de zaal in gaan. Cranston zet zich, gevolgd door de camera, tussen de toeschouwers op de eerste rijen. Zo zien we via de camera ook onszelf op scherm. Cordery staat op het voortoneel zo dicht op de zaal dat er geen ontsnappen aan is als hij claimt dat televisie slechts de hardware is, alles draait om ideeën. Van Hove laat ons luisteren. En denken. En kiezen. En al die tijd eten de toeschouwers op toneel hun dessert en vertegenwoordigen ze ongemerkt de consumerende kijker.
Een enkele scène valt wat uit de toon. Als nieuwsman Max voor de ambitieuze Diana valt, levert dat intense maar ook komische scènes. Twee perspectieven op de rol van media botsen. Als Max vervolgens echtgenote Louise verlaat, voelt dat als een clichématige zijplot. Aan regie en spel lag het niet. Maar antwoord op de vraag of Chayefsky’s tekst de jaren zeventig heeft overleefd en tot theater is te maken, is zo evident dat het bijna bizar is om het te geven.
Van Hove biedt via Network een relevant verhaal over wezensvragen in tijden van mediacratie. Hij laat Beale opstaan na zijn dood om nog een keer te waarschuwen: ‘The thing we must be most afraid of is the destructive power of absolute beliefs. (…) The only commitment any of us can have is to other people. […] it is not ideas that matter, it is human beings.’
Als bij wijze van epiloog we de presidenten van Amerika sinds Gerald Ford (1974) hun eed zien uitspreken, houdt Van Hove ons nog een keer een spiegel voor. Een ultiemer pleidooi voor een bezoek aan theater kan ik niet bedenken.
Foto: Jan Versweyveld