Op alle continenten speelt textiel van oudsher een hoofdrol in ancestrale, patrimoniale en sociale praktijken. Handgeweven of -versierde stoffen vervullen sacrale functies, van Indonesië tot Suriname, van Noorwegen tot Zuid-Afrika en in Latijns Amerika zijn de sporen van pre-Colombiaanse cultuur onder andere terug te vinden in een schatkamer aan textiele tradities. (meer…)
We bevinden ons in de Studio 1 van Internationaal Theater Amsterdam, naast de Melkweg. Er ligt groen kunstgras op de vloer. In een hoek glijden beelden voorbij van de extreem rijken van deze aarde voor wie superjachten en puissante villa’s de gewoonste zaak van de wereld zijn.
De voorstelling in Julidans heet The Market en is gemaakt door danser en choreograaf Fernando Belfiore en zijn gezelschap. Terwijl het publiek binnenkomt buigen de performers zich over het lichaam van een van hen, die plat op de grond ligt. De kostumering is bizar, barok en grotesk met hoge hakken, lingerie, strings, zwart leer. De opmaak is idem. Het is sciencefiction en queer ineen, disco en glitterrock. Degene die als voor dood ligt, wordt afgevoerd als in een ritueel.
Een performer werkt aan een driehoekig schilderij waarop een roze fallus is afgebeeld. De schilder is de van oorsprong Braziliaanse choreograaf zelf. Hij is docent bewegingsonderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, waar hij in 2011 afstudeerde. Hij bezweert het publiek te doen alsof ze onmetelijk rijk zijn, en dus kunnen bieden wat ze willen. Het bod loopt op tot zo’n slordige tweehonderd miljoen. Maar dan gaat hij over op echt geld, bestaand geld, geen fantasiegeld. Iemand biedt 100 euro en daar blijft het bij. Zij mag het doek na afloop kopen. Belfiore is verrukt. Het kapitalisme werkt nog steeds.
Maar hij is ook bezorgd, zoals hij laat weten. De welvaart is tevens een kapitalistische catastrofe. Het marktbeginsel van bieden en hoger bieden leidt ons handelen, maar ook onze hebzucht. In een balanceer-act met dozen kun je kritiek zien op de huidige maatschappij met alleen nog maar distributiecentra. De superdure jachten glijden op het scherm dromerig voorbij. Ondertussen ontvouwt zich een performance waarin de performers als levende sculpturen zijn. Ze dansen op discomuziek, rollen over de grond en spreiden armen, benen, dit alles extreem soepel en geolied. The Market is ook een hommage aan het menselijk lichaam en de souplesse ervan, en hoe je het kunt kleden, versieren.
Een performer leest een geweldige passage voor uit de roman Breakfast at Tiffany’s (1958) van de Amerikaanse schrijver Truman Capote waarin champagne aan de ontbijttafel rijkelijk vloeit en de kapitalistisch mantra ‘I want it, I got it’ klinkt. De performer draagt een zonnebril, evenals de auteur dat deed. De roman is in 1961 verfilmd en werd wereldberoemd, met Audrey Hepburn als heldin.
De visuele verbeeldingskracht van The Market is groot en is uitdagend, contemplatief en recalcitrant. Het publiek wordt opgeroepen te gaan staan en weer te gaan zitten, als op een ‘hard dick’, oh pardon een ‘hard rock’. Voor je het weet wordt ‘ie weer zacht, dus volgt er een ode aan de ‘soft penis’. Helemaal aan het slot verdwijnen de performers in bruine zakken en bewegen ze zich als knisperende, bruine sculpturen. Opeens zijn ze verdwenen en blijven twee kleine, bruine sculpturen over. Een speelgoedhaai zwemt rond. De spanning stijgt, want Belfiore doet je geloven in alles wat je ziet. En wat gebeurt er aan het slot met het 100 euro-schilderij? Dat laat ik open. Wel is het verrassend, en knap wat The Market ons biedt aan danskracht.
Foto: Jean-Luc Woodman