Niet voor niets telt het videoconcert The Garden zeven schermen. Zeven is een heilig getal in de christelijke religie. Aan weerskanten van een staand hoog scherm zijn er drie kleinere. Ze doen denken aan barokke triptieken die heiligenlevens uitbeelden of het lijdensverhaal van Jezus. Een altaar zou je de installatie ook kunnen noemen. (meer…)
Ook al had Theaterfestival Boulevard opnieuw tegenspoed en moesten alle voorstellingen in Theater aan de Parade wegens gevonden asbest op het laatste moment verplaatst worden, een droomopening had het festival evengoed. De Canadese choreografe Marie Chouinard trapte af en liet zich inspireren door de Tuin der Lusten, het schilderij van Jheronimus Bosch. Ze bleef opvallend dicht bij de bron.
The Garden of Earthly Delights markeert de vijfhonderdste sterfdag van Jeroen Bosch en is een opdracht van de manifestatie Jheronimus Bosch 500. Nanine Linning, choreograaf van het Duitse Heidelberg Theater en Juanjo Arqués van Het Nationale Ballet gingen Chouinard voor. Later dit jaar volgt nog een choreografie van Jirí Pokorný bij het Nederlands Dans Theater. Allemaal vetrokken ze vanuit de Tuin der Lusten, Bosch’ meest beroemde schilderij. In 2005 nam Chouinard het werk van schilder Henri Michaut (ook dichter overigens) al eens onder de loep. Doorgaans is haar werk sober, dit keer is ze uitbundiger en daarmee trouw aan het vormcircus van Bosch.
Chouinard volgt de triptiek gedwee, ook haar choreografie kent drie delen: tuin der lusten, de hel en het paradijs. De voorstelling opent met een video-opname, waarin de triptiek wordt ontvouwen. Daarna zoomt de opname in op het middelste paneel waarop Bosch zijn ’tuin der lusten’ heeft afgebeeld. Aan weerszijde van het podium hangen twee kleine ronde projectieschermen, het beeld op die schermen zoomt in op de details van het schilderij. In alle opzichten wint dat schilderij het van de dans, die de poses van de menselijke figuren vooral kopieert en pikante details in mimische gebaren articuleert. Bijvoorbeeld door een bloemachtige beweging te maken met de handen rondom de geslachtsdelen. Pas tegen het einde van het eerste deel trekt Chouinard haar eigen plan, als de dansers zich tot een groep scharen. Een voor een kruipen ze ten slotte in een met lucht gevuld opblaasbaar object. Grappig, hoe dit hedendaagse plastic object overeenkomt met de visionaire tentjes op het schilderij.
Deel twee zet direct een hele andere toon, al is het alleen al door de benadering van geluid. Een van de afgetrainde danseressen staat met haar benen op twee emmers. Via een microfoon brengt ze merkwaardige geluiden voort. De ruimte oogt klein en donker. Een danseres hangt met blonde pruik hoog aan een ladder. Begeleid door de tonen van een soundscape glijdt ze steeds opnieuw naar beneden. Lange jachthoorns, vuilnisbakken, touw, levensgrote oren; dansers dragen objecten – overwegend wit van kleur – binnen. Een gezichtloos figuur op skates glijdt door de ruimte. In de speelse choreografie van dit tweede deel vervloeien lichaam en object, nieuwe vormen ontstaan. Uit onze grootste angsten komt de meeste creativiteit voort; de hel is hier een ware speeltuin, al wordt er zo nu en dan ook akelig gekrijst.
In deel drie zien we twee geprojecteerde ogen op de ronde schermen aan weerszijden en staat het derde paneel, het paradijs, centraal. Daarin wordt God te midden van Adam en Eva afgebeeld. Chouinaard kopieert en vermenigvuldigt dat plaatje. Ze wisselt de (gender)rollen en maakt van het statische beeld beweging tot een nieuwe tuin der lusten zich aandient. Met veel respect voor de bron interpreteert Chouinard Bosch, ze hebben wel iets gemeen deze twee vormfreaks! Weelderige krulstaarten en andere goddelijke vormen zijn voor beiden een dankbare inspiratiebron. Wie goed kijkt ziet nog een verdwaalde loopkruk uit een van Chouinards vorige werken voorbij komen. De Canadese drukt haar stempel, maar alles is subtiel.
Foto: Sylvie-Ann Paré