Precies honderd jaar geleden – Vlissingen, 1919 – veroverde een illustere tweeling het land met hun mystieke kunsten. Acts waarvoor je honderd jaar eerder nog de brandstapel opging, maar waar het volk inmiddels in groten getale op afkwam en graag geld voor neerlegde. (meer…)
Rob en Emiel zijn twee hele aardige, gewone jongens. Comfortabel op het podium, met aanstekelijk plezier in wat ze doen. Ze staan vol vrolijke energie handenwrijvend bij de deur wanneer de zaal open gaat om hun publiek persoonlijk welkom te heten. What you see is what you get, maar tegelijk ook helemaal niet. Want Rob Mollien en Emiel Lensen zijn bedreven goochelaars, mentalisten, en ze maken je helemaal gek waar je bij zit. Met nieuwe trucs, met oude trucs in een verbluffend nieuw jasje, met dingen die onverklaarbaar zijn en die niet kunnen maar die tòch de hele tijd recht onder je neus, of met jouzelf in de hoofdrol, plaatsvinden.
In hun achtste avondvullende theatershow, The Da Vinci Ode, de naam zegt het al, brengen ze een ode aan de speelse en geniale geest van Leonardo Da Vinci. Drie perkamentkleurige banners met tekeningen en geschriften van zijn hand sieren de achterwand. Da Vinci heeft zelfs een sprekende rol in de voorstelling. Zijn zware, strenge stem, een voice-over, legt de voorstelling nu en dan plat om een instructie te geven.
Zijn legacy is de inzet van de avond, die is te verkrijgen wanneer een aantal raadsels op de juiste manier wordt opgelost. Drie juist opgeloste raadsels leiden tot drie sleutels en met die sleutels kan de toegang tot de legacy worden verkregen. Het mysterie ontrafelen is het doel van de avond. Ga er maar aan staan. Als in een soort escape room waaruit we moeten ontsnappen gaan we het avontuur aan, onder leiding van Rob en Emiel.
Het zaallicht is bijna de hele voorstelling aan en het publiek wordt actief bij de speurtocht naar de sleutels betrokken. Maar ook bij alle zijpaden, andere trucs, die niet naar een sleutel leiden, maar die gewoon worden gedaan omdat ze leuk zijn en we niet slechts naar de strenge pijpen van meneer Da Vinci willen dansen. ‘Al veertig minuten voorbij en pas één sleutel gevonden!’ bromt de voice-over na een intermezzo, een knap muzikaal nummer met bellen en getallen.
Maar af en toe moeten we ook even verslappen en iets voor ons plezier doen. Of, nou ja, verslappen? De aloude truc waarbij mensen uit het publiek een kaart in gedachten moeten nemen en de beide mentalisten vervolgens precies blijken te weten om welke kaart het gaat wordt in een fantasievol nieuw jasje gestoken. Wat Rob blijkt te kunnen met Rubiks kubussen is verbluffend. Net zoals de act met het boekje 10.000 getallen van Pi. Het enige nummer dat geen truc is maar ècht, Rob heeft die getallenreeksen echt tijdens de lange saaie covidmaanden uit zijn hoofd geleerd omdat hij niets beters te doen had. Het wordt ons verteld, maar is het ook waar? Want na een uur in deze voorstelling te hebben gezeten weet je niet meer wat waar is en wat niet en geloof je eigenlijk niets meer.
De voorstelling van Rob en Emiel is een warm pleidooi voor de verwondering. Probeer grip en balans te krijgen in je leven, zoek naar verklaringen, maar ga daarnaast het avontuur met jezelf aan en blijf je vooral verwonderen als een kind. Is het onmogelijke mogelijk? Nou, bij Rob en Emiel lijkt zo ongeveer alles mogelijk. In deze voorstelling worden alle losse eindjes even kundig als terloops aaneengeregen en die twee aardige jongens nemen je aan de hand mee. Ja natuurlijk, je weet dat je voor de gek wordt gehouden. Maar dat gebeurt zo knap, met zoveel plezier, met zo weinig opsmuk en zonder poespas of arrogantie dat je je niet slechts overgeeft aan de verwondering maar je jezelf er met huid en haar aan uitlevert.
Foto: Laura Marijn