In 2021 maakte Meysam Forooz zijn eerste solo, Four Weddings and an Iranian Funeral, over de levens van homomannen in Iran. Net als nu werd hij artistiek begeleid door Sahand Sahebdivani, mede-oprichter van de Amsterdamse Mezrab Storytelling School. Op het Amsterdam Fringe Festival van dit jaar ging Forooz’ nieuwe voorstelling in première, The Chord.

Sprookjes (‘folktales’) gaan over mensen, mythen gaan over goden. Dat wordt op gegeven moment gezegd in The Chord, van acteur en verhalenverteller Meysam Forooz. Maar impliciet laat de voorstelling zien dat de scheidslijn tussen die twee niet zo scherp is te trekken. Sprookjes geven ook inzicht in het doen en laten van de goden. En andersom laten mythen zien hoe aan goden niets menselijks vreemds blijkt. De antieke godenwereld is daar bij uitstek een voorbeeld van, maar de al dan niet reële Judeo-Christelijk-Islamitische god kan er ook wat van, zou je zeggen.

In The Chord lopen lokale verhalen, antieke mythen en religie door elkaar heen. Centraal staat een verschrikkelijke familietragedie, die Forooz vertelt als een spannend moordmysterie. De plaats van handelen is het stadje Talesh in de Noordwest-Iraanse provincie Gilan, niet ver van de bergen van Azerbeidzjan en Armenië, met aan de andere kant de Kaspische zee. Een groen lustoord, zo mooi en lommerrijk dat volgens sommigen uit verschillende religies hier het Paradijs wel moet hebben gelegen. Maar ook een streek waarin zich gruwelijke geschiedenissen hebben afgespeeld.

De ‘chord’ uit de titel kan slaan op een muziekakkoord, op een snaar en op een touw. Alle drie deze betekenissen komen in de voorstelling aan bod. De streek rond Talesh staat bekend om de moerbeibomen, ideaal voor de fabricage van Irans traditionele snaarinstrumenten, waarvoor alleen hout en snaren nodig zijn. Maar je kunt daar ook een ander instrument van maken, dat ook een akkoord doet weerklinken als de wind de touwen beweegt. Een galg.

The Chord speelt in De Roode Bioscoop. We komen via de achteruitgang binnen en de gebruikelijke ingang is afgedekt met een groot gordijn. We zijn eigenlijk opgesloten. Aan de wand hangt een zwartwit-foto van een jonge vrouw, met hidjab, de volgens sommigen in de Islam voor vrouwen verplichte hoofddoek. Deze blijkt erop te zijn getekend met viltstift.

De jonge vrouw was Forooz’ zuster. Ze kwam om toen Meysam drie was, toen het familiehuis afbrandde terwijl de rest van de familie een dagtochtje maakte. Iets met de elektriciteit, dacht men eerst.

Op het toneel zien we twee forensische experts, een Sherlock Holmes en Doc Watson-achtig duo, de praatgrage X, vertolkt door de Libanees-Nederlandse acteur Raffi Feghali, en de introverte, stille Y, Forooz zelf. Op weg naar het afgebrande huis houden X en Y elkaar bezig met een mythisch verhaal dat zich eveneens in deze streken afpeelde, het verhaal van prins Bijan en prinses Manijeh, kinderen van koningen die elkaars gezworen vijanden waren. Het verhaal is afkomstig uit de Shahnameh, het Iraanse nationale epos, waarin de dichter Ferdowsi zich ten doel stelde de Perzische taal te zuiveren van Turkse en Arabische invloeden. Deze pre-Islamitische mythologie heeft in Iran altijd een onderliggende politieke betekenis gehad.

Vervolgens wisselen elementen uit de mythe en de feitelijke toedracht rond de brand elkaar af in een ingenieus vervlochten en zeer spannend verhaal. In de mythe besluiten de volkeren van Bijan en Manijeh uiteindelijk de spiraal van geweld te doorbreken en vrede te sluiten. Meysams moeder besluit na de tragedie zich volgens de religieuze voorschriften te gaan gedragen. Op de bij de brand gespaarde foto van haar dochter krast ze met een pen een getekende hidjab. Terwijl Meysams ouders, immigranten uit Teheran die een school kwamen leiden, aanvankelijk nog een relatief liberaal leven leidden. Ook al zingt Meysam aan het begin van de voorstelling nog prachtig een volkslied in het Gilaki-dialect uit de streek, de familie was er altijd ‘anders’ geweest.

Meysam was pas een peuter toen deze gebeurtenissen zich voordeden. We zien in de voorstelling een zoeken naar methoden om er toch zoveel mogelijk van te herbeleven. Het portret aan de muur, zijn eigen verhaal, de forensisch expert Y die de ware toedracht zoekt en die hij zelf speelt, waarbij hij er zelfs een bijna komisch personage van maakt. En er is de noodzaak om net als bij de vorige voorstelling Four Weddings and an Iranian Funeral de politieke context van dit persoonlijke verhaal te delen met publiek.

In de muziek van de voorstelling zit nóg een verhaallijn. In de openingsscène zien we de Hongaarse cellist Bence Huszar het begin van Bachs eerste cellosuite spelen, voor velen het ‘summum’ van de cellomuziek. Het beeld van Huszars fraaie houten instrument sluit ook mooi aan bij de beschrijving in Forooz’ tekst van de uit moerbeibomenhout gemaakte muziekinstrumenten uit Talesh. Maar een interessante wending is dan dat het een elektrische cello is, van prachtig hout, maar zonder klankkast. De keuze voor muziek uit de canon van de Westerse klassieke muziek lijkt te zeggen dat hoe persoonlijk ook, het verhaal ook een helaas universele dimensie heeft. Gedurende de rest van de voorstelling voorziet Huszar het verhaal van fijnzinnige atmosferische abstractere klanken.

Foto:  Juan Conde