Hij zit nog geen meter van ons vandaan, in de juiste kleur trainingspak van Adidas. Bijpassende sneakers. Telefoon in zijn hand. Schichtige ogen. ‘Ik ga hier nooit meer weg.’ De solo Project IK, handzaam opgezet om gespeeld te kunnen worden op middelbare scholen, begint vol vertwijfeling en wanhoop. Deze gast ziet enorm op tegen weer een dag vol teleurstellingen. (meer…)
In de borst van Lars Brinkman schuilen vele zielen. Met The Bitchboy Project gunt hij ons een kijkje in de genderoverschrijdende binnenwereld van hem. Want die vele zielen van hem zijn vooral geënt op vrouwenrollen. ‘Een zoektocht naar de vrouwelijkheid binnen het jongen-zijn’, zo afficheert hij zijn performance dan ook. Er zijn mensen met bescheidener ambities gestruikeld.
De in 2017 aan de HKU afgestudeerde Brinkman begint zijn solo in een lege, kale ruimte. Hij draagt een grijs hemdje en een blauw sportbroekje. In hard licht doet hij tegen de achterwand losjes wat rek- en strekoefeningen. Een beetje schudden met de armen en benen. Het zou een gymzaal kunnen zijn, een herinnering aan de gymnastieklessen van vroeger.
Die lessen beginnen vaak met kalm inlopen en dat doet Brinkman ook. Maar in plaats van rustig zijn rondjes te maken neemt hij voortdurend poses aan. De borst vooruit, heupwiegend, de rug ingezakt, lopen alsof hij hoge hakken draagt. Ondertussen kijkt hij publiek aan, soms schalks, soms uitdagend. Alsof hij zeggen wil: kijk mij eens het brutaalste jongetje van de klas zijn.
Als deze eerste scène daadwerkelijk een herinnering is aan zijn schooljaren, dan is de daaropvolgende er een uit zijn studententijd. Hij heeft een kledingrek de vloer op getrokken en daarvan een witte blouse en een zwart colbertje gepakt. Hij probeert zich daarin een houding te vinden, zowel fysiek als verbaal. Zoekend, tastend, strompelend. In de onverstaanbare klanken die hij voortbrengt herkennen we de toon van de corpsbal. Dat is duidelijk niet zijn ding. Pas als hij oorbellen in heeft gedaan lijkt er enige rust in hem te varen. De woorden en de zinnen worden verstaanbaarder, Brinkman is meer met zichzelf samen gevallen. Hij heeft de vrouw gevonden die in hem schuilt, lijkt het.
Het zijn de inleidende manoeuvres. Nu hij zover is heeft hij de vrijheid om ongegeneerd los te gaan op travestie. En wat een lol beleeft hij daaraan! Alle opgekropte verlangens komen nu naar buiten. Wil hij een geëxalteerde Italiaanse dramaqueen zijn, in een flamboyante turquoise rok, hij doet het. Wil hij fantaseren over de rol van a spoiled rich white girl, hij mag het. Wil hij zich optutten om een française te zijn die zich laat uitschelden voor putain, hij laat het gebeuren.
Maar ook dit blijkt weer een fase. Want de ongebreidelde fantasieën stuiten toch weer op die vervelende, harde wereld waarin andere mensen rondlopen, met hun eigen eisen, wensen en verwachtingen. ‘Ik ben verliefd op mezelf en wil dat met iemand delen’, zegt hij ergens. Een dilemma dat de mythe van Narcissus in herinnering roept. En we weten allemaal hoe het met hem afliep. Nadat hij zijn lichaam naakt, fraai uitgelicht, heeft laten bewonderen rest hem niks anders dan zacht een liedje van Coldplay te zingen. ‘In the stormy night away she’d fly.’
Het is het (voorlopige?) eind van een zoektocht die misschien nog niet het paradijs gebracht heeft maar wel een mooie route ernaartoe heeft laten zien. Een weg die struikelend moest worden afgelegd maar waarop Lars Brinkman onverschrokken overeind is gebleven.
Foto: Johan Pijpops