Veel plussen en wat minnen in de herneming van The Sleeping Beauty van Het Nationale Ballet. Met als superplus het optreden van de nieuwe solisten Olga Smirnova en Victor Caixeta, die superieure klassieke stijl demonstreren – een feestje voor de liefhebber. (meer…)
The Beauty Of It All bevat twee gouden ouwen en een wereldpremière. Het nieuwe programma van NDT2 is geraffineerd opgebouwd. De fijnslijperij van Jiří Kyliáns 27’52” uit 2002 legt de lat hoog. Het eveneens slim – maar veel ruiger –gemonteerde Fifteen Minutes van de Britse Maxine Doyle doet daarna haast trashy aan. Maar ook die inzet wordt nog eens op de proef gesteld, door het tastbare lichaam en de publieksparticipatie in Ohad Naharins Minus 16 uit 1999.
Steeds als het publiek binnenkomt (het programma kent uiteraard meerdere pauzes) zijn de dansers al op de vloer. Bij Kylián staan en hangen verschillende lichtinstallaties rond een witte vloer. In de openingsscène daalt voor op het podium uit het grid een podiumbreed stuk witte toneelvloer neer, als een losse fries, tot precies in de handpalm van een danseres. Deze combinatie van grote, het toneelbeeld onttakelende, gestes en fijnzinnige details is tekenend voor het hele stuk.
Zes dansers rijgen in wisselende samenstelling duetten voor mannen en vrouwen aan elkaar, als parels aan een snoer: het is lineair en onontkoombaar. De openingsscène, die eigenlijk begint ín de handpalm van de danseres, zou een verkrachtingsscène kunnen zijn, maar zoals in alle scènes behalve de laatste, rennen de dansers steeds even fluks de scène uit als ze erin gaan. Niets lijkt te beklijven, niets telt op. Alles begint steeds opnieuw.
Met de onttakeling van de balletvoer – witte delen worden onder de voeten van de dansers vandaan getrokken, zwarte delen begraven hen – ontwikkelt het stuk wel een uiterst heldere en overweldigende esthetiek, met ragfijne articulaties tussen steeds andere koppels, die als pennenstreken op een wit papier tevoorschijn komen en weer vervliegen.
Naast het voorbeeldig schakelen tussen onmin, intimiteit en tempo maken, wordt de tijd ook regelmatig in de achteruit gezet. Het geluid van de stemmen van zes dansers, die ieder een tekst over vergankelijkheid en vluchtigheid citeren, wordt steevast ook in reverse afgespeeld. De dansers gaan echter, op een enkel miniscuul moment na, gewoon forward. Het is deze halsstarrigheid of fataliteit, die een bepaalde onmacht of leegte celebreert en van 27’52” een uiterst pregnant en haast wreed stuk maken.
Terwijl de zaal meer en meer naar vinyl begint te ruiken, omdat nu hele vloerdelen flapperend door dansers worden meegetrokken, dringt er zich in de spiegelende vermenigvuldiging van relatie-tekeningen ook een vrij overzichtelijk patroon op, als de pennenstreken van een uiterst begaafde, maar dwangmatige hand. Het is ontroerend zoals het laatste duet zijn einde vindt, maar ook ongemakkelijk voorspelbaar.
Ook uit Fifteen Minutes spreekt radeloosheid en komen we er niet achter wat precies de toedracht is. Maar in tegenstelling tot Kylián omgeeft Doyle de protagonisten met een sociale structuur. Het zijn het ritme en de bewegingen van de vriendengroep die de choreograaf en regisseur van de immense immersieve spektakels van Punchdrunk het meest lijken te interesseren. Doyle slaagt erin de vluchtigheid van de groep te schetsen, waar een individu verloren loopt in wat je eerder onnozele of terloopse wreedheid zou kunnen noemen.
Beweging en enkele teksten, verschillende groepsscènes die verstillen tot tableaus, en een groeiend aantal individuele momenten, buitelen fijn onregelmatig door elkaar heen. De dansers lijken ineens van vlees en bloed, behept met menselijke eigenschappen, al komen ze niet echt dichtbij.
De filmische montage en het vele donker op de ‘set’ zorgen voor een droomachtige gewaarwording. Het is zoals je mensen vagelijk leert kennen tijdens een willekeurige night out. Waren dit werkelijk Ursula’s laatste vijftien minuten? Het is de terloopse toon, die een naturel suggereert en tegelijkertijd aangeeft waar de verwaarlozing in zit.
De bijzonder speelse lichtconstructie van Yuka Hisamatsu met oplichtende bollen, die van Fifteen Minutes ook al een prachtig ruimtelijke en landschappelijke ervaring maakt, staat in schril contrast met het volle licht en de directe manier van communiceren, die Naharin voorstelt in Minus 16. Een enkele danser flirt met het publiek als het binnenkomt. Ouderwetse dansmuziek staat op, de temperatuur in de zaal gaat als vanzelf een paar graden omhoog.
Ooit samengesteld uit ouder werk van Naharin, koppelt Minus 16 ouderwets entertainment en overzichtelijke groepsdansen aan participatie met het publiek. Bij alles lijkt het Naharin te gaan om de aanraking van het lichaam zelf. Het telt eigenlijk heel simpel op: van het gezamenlijk uittrekken van een uniform, traditioneel joods mannenkostuum, via een gedanste voorstelronde waarbij de dansers ieder in twee zinnen de complexiteit van hun achtergrond benoemen, tot het verzoek aan het publiek om mee te dansen – Naharin ondermijnt stomweg de status van het exclusieve lichaam, het dominante, het onaanraakbare.
In plaats van een perfecte enscenering of een complexe emotionele toonzetting, gooit Naharin er een bak populaire muziek tegenaan en laat de dansers de toeschouwers meevoeren in een steeds verdergaande collectieve performance. Een staande ovatie is weggelegd voor een vrouw uit het publiek, die tot haar eigen verbazing als solist op het grote podium overblijft, het voltallige NDT2 aan haar voeten. De drie werken versterken elkaar enorm en vormen een prachtige staalkaart van hoe je met een groot ensemble je publiek in vervoering kunt brengen.
Foto: Joris-Jan Bos