The Basement neemt je mee de trap af naar de donkere diepte in het zelf waar in de loop van je leven is ingesleten wat een ‘mannenlijf’ is en wat een ‘vrouwenlijf’. En waar dat botst op de eigen genderidentiteit. De solo, te zien op de slotdag van What You See Festival, zindert lang na.

‘I want to cry’ zegt Daniel Mariblanca in de microfoon, zittend op een stoel. Kleiner lijkt hij nu, na de woordeloze, woedende en soms wanhopige bewegingssolo die aan dit moment vooraf is gegaan en die de performer zelf, maar ook het publiek moe en rauw en leeg heeft achtergelaten. ‘But I’ve forgotten how’, zegt hij nadat hij de vorige zin een aantal keer heeft herhaald. En dan gaat hij op zoek waar in het lichaam het huilen huist. En de schreeuw waarmee hij dat doet, voel ik in mijn eigen keel, borst, buik.

Wat verwachten mensen van een mannenlijf? Van een vrouwenlijf? En wiens verwachtingen zijn eigenlijk het belangrijkste, die van de bewoner van dat lichaam of die van de mensen om diegene heen? De verwachtingen slijten diep in, worden tot norm, en wie daar niet mee samenvalt ‘heeft een probleem’.

De solo start afstandelijk. Mariblanca laat zijn gezicht niet zien. Met een masker op, maar met ontblote geslachtsdelen beweegt hij in het eerste half uur kruipend over een wit tapijt, de bos rozen aan zijn kruis aan droevige flarden stotend. Eenmaal aan de tafel aan het andere eind gezeten is het hem onmogelijk het voedsel door te slikken dat daar op hem wacht. Van bovenaf daalt een regen van scherpe stenen neer op het kwetsbare vel. Het is een strijd, eerst met zichzelf, dan met de wereld.

Met de hakken stampend op de tafel toont de gemaskerde zijn lijf. Volstrekt uniek en tegelijk als de meeste anderen omdat het ernaar verlangt te worden gekend en erkend en andere gevoelens te ervaren dan de scherpte van ontkenning of afwijzing. Het eist te worden gevoed met tederheid. Het lijf is de mens en de mens is real.

En in een volslagen on-theatraal moment neemt hij het masker af, half in een loopje om een handdoek op te halen. Vanaf de verzuchting dat hij het huilen is verleerd, maakt de afstand plaats voor een ongelofelijke nabijheid. Zijn eigen stem blijkt zacht, zijn eigen ogen blikken in de onze, hij tast voortdurend af of zijn publiek met hem de volgende stap wil zetten. Er is ruimte voor een zachte, gedeelde humor. En voor het wankelen van de kijker bij elke stap. Maar de volgende volgt hoe dan ook. Tot alles teder is. Tot alle rollen, kijker, performer, man, vrouw, zijn teruggebracht tot mens.

Het is veel, wat de performance van de toeschouwer vraagt. Deze dialoog met de maker doorbreekt heel wat veilige conventies. Maar juist doordat het werk je aan het wankelen maakt, zindert de nabijheid die Mariblanca in alle rauwheid schept nog lang na.

Foto’s: Ursula Kaufmann