Hoe boos theatermaakster Sanne Verkaaik zich ook kan maken over de plannen om overal muren op te trekken tussen landen, een politiek pamflet wilde ze er niet over maken. Dat zou te veel de waan van de dag weerspiegelen. En de mensheid, dat is toch een eeuwig duwen en trekken. Muren verdwijnen en muren keren weer terug.

Op de dag dat duizenden mensen door Amsterdam liepen om te betogen voor meer verdraagzaamheid, hield zij haar Terugkeer van de muur ten doop. Een gelukkig toeval want zo sloop de actualiteit ongewild toch nog een beetje de voorstelling binnen. ‘Grenzen zijn waar grenzen bedacht worden’, klinkt het ergens in het door haar geschreven en geregisseerde stuk. Een quote die zomaar op een van de spandoeken op het Museumplein had kunnen staan.

In haar streven een soort hedendaagse mythe te creëren haalt Verkaaik veel overhoop in haar schrijfdebuut. In een simpele samenvatting zou je kunnen zeggen dat het gaat om jaloezie en haar bittere gevolgen. Degene die ingefluisterd krijgt dat zijn vrouw Ophelia (!) overspelig geweest is, is helaas president van beroep. Dus als hij hoort dat het iemand met donkere ogen is geweest, verordonneert hij dat iedereen met donkere ogen vervolgd moet worden. Het was toch al een beetje een misselijk sujet, deze president, want tijdens de huwelijksceremonie schoof hij de ring een paar keer suggestief heen en weer over de vinger van zijn bruid. Met een vilein lachje, de viespeuk.

Dat is slechts één verhaallijntje. Daaromheen cirkelt nog van alles. De zon en de maan bijvoorbeeld, die als een koor hoog boven de aardse beslommeringen torenen en ze van commentaar voorzien. ‘Zonder mij geen aantrekkingskracht’, merkt de maan ergens terecht op. Maar er is ook een op het aanrecht bevallende vrouw, een dooie ooievaar en een instortende muur waarvan de stofwolk zich over het land verspreidt. ‘Wij ademen muur in.’

Het is dat regisseur Verkaaik er zo’n scherpe en dynamische voorstelling van heeft gemaakt, met een zestal heerlijke acteurs, anders zouden we onze portie al vroeg aan fikkie gegeven hebben. In haar streven de anekdote te overstijgen lijkt Verkaaik een beetje doorgeschoten te zijn in betekeniszwangere taal en symboliek. Maar haar regie is lekker aards, met in het begin een soort vaudeville-versie van Leonard Cohens Dance me to the end of love en later een vrolijke houseversie van Daar komt de bruid. Het swingt kortom de hele tijd.

Van de gewenste mythische proporties is geen sprake. Verkaaik probeert die nog wel af te dwingen met een licht pathetisch slotwoord over nieuwe generaties die nieuwe verhalen moeten vertellen ‘zonder muur en waarin de kleur van de ogen er niet toe doet’ maar dat is misplaatst.  Zo’n stichtelijk eind heeft de voorstelling niet nodig.

Foto Bart Grietens