Oefenen, oefenen, oefenen. Uren, dagen, maanden van herhaling om het uiterste uit jezelf te halen. Met Ten Thousand Hours brengt het Australische circuscollectief Gravity & Other Myths een zeer geslaagde ode aan de grootse tijdsinvestering die meesterschap vergt.

In een minimalistisch decor met enkel wat lampen, tourkisten en een enorme digitale klok op de achterwand zijn de acht acrobaten van Gravity & Other Myths (GOM) aan het opwarmen. We wanen ons in een sportschool of oefenruimte, waar de gebruikelijke rek- en strekoefeningen ingezet worden om niet geblesseerd te raken. De gemoedelijke, bijna achteloze sfeer blijft gedurende het komende uur onveranderd en vormt een fascinerend contrast met de bijzonder indrukwekkende stuntchoreografieën die we voorgeschoteld krijgen.

Want indrukwekkend is het zonder meer. Het achttal klimt en springt zonder enige moeite op en over elkaar heen. Ze klauteren op elkaar om een driepersoonstoren te vormen om vervolgens lekker aan de wandel te gaan en doen handstanden alsof het gewoon een andere manier van lopen is. In no-time geef je hen groot gelijk: Isaac Newton was een charlatan en de zwaartekracht is niets meer dan een complottheorie.

GOM laat in een nimmer vervelende mozaiëkvorm een verscheidenheid aan oefeningen en stunts zien, de een nog gevaarlijker ogend dan de ander. Het begint relatief veilig: vallen en jezelf opvangen met een koprol, over elkaars schouders lopen en hoge, menselijke torens vormen. Maar voor je het weet worden mensen over het halve podium gegooid, doet er iemand vier meter boven de grond een handstand en springen de performers op een belachelijk hoog tempo over elkaar heen alsof het niets is.

Een omgekeerde Jackass
Bij sommige scènes doet Ten Thousand Hours nog het meeste denken aan een omgekeerde Jackass. Waar je bij Johnny Knoxville en zijn maten zit te wachten op nieuwe manieren waarop ze zichzelf met hun stunts verwonden, zit je bij GOM op het puntje van je stoel om te zien hoe ook dit zonder kleerscheuren af zal lopen.

De mozaïekvorm sluit naadloos aan op deze ode aan het oefenen. Van meet af aan is duidelijk dat we verschillende oefeningen en stunts gaan zien die op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken hebben. Gaandeweg kristalliseert de voorstelling zich steeds verder uit tot een viering van vallen en opstaan – letterlijk.

Een terugkerend element in Ten Thousand Hours is het tonen van de verschillende stadia die komen kijken bij het je meester maken van het acrobatisch arsenaal. Soms vrij direct, zoals wanneer een van de acrobaten dezelfde sprong tien keer achtereen waagt en met een gigantisch scorebord bijhoudt of het wel of niet gelukt is.

Bloed, zweet en tranen
Het mooiste zijn de momenten waarop dit wat subtieler getoond wordt, zoals de groepschoreografie waarop we tegelijkertijd de verschillende stadia zien waarin een handstand op de schouders van een tweede acrobaat (die weer op de schouders van een derde acrobaat staat) geoefend moet worden tot het moeiteloos uitgevoerd wordt. Het is dit tonen van de bloed, zweet en tranen die in dit niveau van acrobatiek gaat zitten wat Ten Thousand Hours tot nieuwe hoogtes stuwt.

Het Australische achttal waagt zich aan een gevaarlijke koorddans door een voorstelling te maken die in wezen zegt: ‘kijk eens hoe goed wij zijn’. Gepaard met de nonchalance in de uitvoering ligt onuitstaanbare arrogantie op de loer. Door echter voortdurend terug te grijpen op de lange, fysieke reis die zij hebben moeten doormaken om op dit punt te komen en juist te blijven tonen dat je onderweg op je plaat zal gaan, verschuift hun nonchalante houding steeds meer richting een ontwapenend, onschuldig plezier in het tonen van hun kunnen.

Ten Thousand Hours is een ode aan de oefening die tegelijkertijd een schitterende en adembenemende ode is aan de potentie van het menselijk lichaam.

Foto: Darcy Grant