Popcultuur versus performance art, ballet versus circus en entertainment. Tanz is een even hilarische als pijnlijke parodie op het romantische ballet. Centraal uitgangspunt is de lichamelijke discipline. Choreograaf Florentina Holzinger zet haar onderzoek naar het vrouwelijke lichaam consequent voort en voegt weer nieuwe disciplines toe aan haar overrompelende en rauwe totaaltheater.

Een naakte dame op leeftijd instrueert haar pupillen met liefde. Aan de hand van een balletklas worden we speels ingeleid in de technieken van het romantische ballet inclusief de specifieke fladderbewegingen van de in het maanlicht dansende nimfen uit Les Sylphides (1909). Het was het eerste ballet zonder narratief en legde een brug naar nieuwe – meer expressieve en abstracte – vormen van dans. In haar reflectie op dit werk trekt Holzinger die lijn door, schmierend en met veel spectaculaire stunts. Daarmee is Tanz meteen ook een inventarisatie van wat dans betekent in een hedendaagse context.

Hebben de ballerina’s aan de barre aanvankelijk nog kleren aan, natuurlijk gaan ze uit. Tot halverwege de voorstelling blijven de strakgespannen haren in knotjes evengoed leidend. Ze symboliseren de vrouwelijke ijver, discipline en perfectie; kwaliteiten die in het ballet zo sterk aanwezig zijn, maar ook relateren aan een stereotiep vrouwbeeld. Het wordt nog eens bevestigd door allerlei aanwezige props als bezemstelen, kookpotten en stofzuigeronderdelen, die een rol spelen in geestige, vluchtig passerende beelden.

Ballerina’s, nimfen, heksen, pornosterren, in het werk van Holzinger zijn al die archetypen een onuitputtelijke bron. Zonder omhaal transformeren haar vrouwelijke performers van de een in de ander. Dat geldt ook voor de vormgeving, die van een sereen wit landschap omgetoverd wordt tot een sensationele pornoset of een woud van monsters, al dan niet met menselijke trekjes. Het stuk volgt de dramaturgie van het historische werk met duidelijk ook verwijzingen naar het decor van destijds. Het wordt ons allemaal haarfijn uitgelegd in de voorstelling, die qua beleving bewust een uitputtingsslag is.

Populaire popsongs (o.a. Kanye West) geven jus aan dynamiek. Soms wordt de voorstelling even stil gelegd als iemand wat moet lozen. Een interactieve entr’acte gaat met het publiek aan de haal. Kleine videoschermen op het voortoneel becommentariëren de performance tekstueel in fluoriserende grafische horrorletters. Ze zenden ook live gemaakt beeldmateriaal uit. Dat is functioneel. Vooral als voorbode van de slotact, die huiveringwekkend is en het incasseringsvermogen van het publiek flink op de proef stelt. We kennen die provocaties van Holzinger inmiddels wel, maar steeds gaat ze weer een stapje verder.

Vliegende ballerina’s, ketting rokende balletjuffen, behendig worden ook de dansclichés bespeeld door het toegewijde vrouwenensemble, dat overwogen is uitgebouwd qua skills en dansers kent van verschillende generaties. Naast de vroegere muze van Fabre, Renée Copraij (tevens dramaturg), is daar ook Beatrice Cordua, ooit de eerste naakte zwaan. De tachtigjarige speelt haar rol met verve. Rondom haar bouwt Holzinger haar stuk op, dat de consequente lijn voortzet van eerder werk, maar ook weer dieper graaft als het gaat om fysiek onderzoek en de integratie van disciplines en nieuwe, theatrale vormen.

Steeds opnieuw wordt historisch materiaal in een nieuw perspectief gezet, altijd staat daarin de netelige positie van het vrouwenlichaam ter discussie. Consequent – en niet zonder risico – wordt hier aan een oeuvre gebouwd. Noem het camp, noem het kunst of een macabere, rituele heksendans; opnieuw houdt ’team Holzinger’ ons een spiegel voor, rigoureus en met veel gevoel voor humor.

Coproductie deSingel, Spirit und Tanzquartier Wien, Spring Festival (Utrecht), Productiehuis Theater Rotterdam, Künstlerhaus Mousonturm (Frankfurt), Arsenic (Lausanne), Münchner Kammerspiele, Take Me Somewhere Festival (Glasgow), Beursschouwburg (Brussel), Sophiensaele (Berlijn), Frascati Producties (Amsterdam) en Theater im Pumpenhaus (Münster), asphalt Festival (Düsseldorf).

Foto: Eva Wuerdinger