Weg tovereiland, weg boze heks en ook naar donder en bliksem zocht de operaganger in de Amsterdamse Stadsschouwburg vergeefs: Händels toveropera Alcina werd door regisseur Pierre Audi tot op het bot gefileerd en opnieuw geconstrueerd. En het resultaat mag er wezen! In 2000 maakte Audi voor het historische operatheater in Drottningholm in Zweden een enscenering […]
Geef regisseur Pierre Audi een barokopera en hij maakt er iets eigentijds van zonder de traditie uit het oog te verliezen. Dat deed hij al vele malen en niet alleen in Nederland bij De Nationale Opera, maar ook in het heilige der heiligen van de authentieke uitvoeringspraktijk: het Zweedse operahuis Drottningholm. De twee Händelproducties (Tamerlano en Alcina) zijn nu wederom te zien en te horen in de Amsterdamse Stadsschouwburg.
Wie in Drottningholm wordt uitgenodigd kent de zogenaamde Urtexten als zijn eigen broekzak. In de regel zijn het niet de rekkelijken van de oude muziekpraktijk die daar hun kunsten laten zien. Groot was dan ook de verbazing toen Audi in 2000 amper gebruik maakte van de historische decors van het operahuis, maar zelf aan de gang ging met Händels Tamerlano. Hij schrapte zo ongeveer alles wat je schrappen kan: een troon werd gereduceerd tot een stoel en het toneel is kaal en leeg. Slechts helemaal aan het eind komen er plotsklaps bordkartonnen donkere wolken naar beneden als een suggestieve verwijzing naar de barokke toneeltechniek uit Händels tijd (1685-1759).
De personages gaan gehuld in traditionele zeventiende eeuwse kleding: ze zijn gekleed, maar niet verkleed. Ze zijn, dankzij een stevige personenregie, echte mensen verstrikt in hun tragische lot, verdwaald in hun zucht naar macht, liefde en erkenning. Zo maakte Audi van een oude barokopera een modern psychologisch drama waar de emoties vanaf spatten.
Zo’n barokopera blijft dankzij de vele recitatieven, herhalingen en uitgesponnen scènes een hele kluif, maar naar deze Tamerlano – die in 2005 ook al eens werd uitgevoerd in de Stadsschouwburg –, zit je drie en een half uur lang geboeid te kijken en te luisteren. Niet in de laatste plaats dankzij de sublieme vocale prestaties van zangers als Sophie Karthäuser (Asteria), Jeremy Ovenden (Bajazet) en Christophe Dumaux (Tamerlano). Met Karthäuser en Delphine Galou als Andronico werd het lange duet van Andronico en Asteria in de derde akte tot een ongeëvenaard muzikaal en theatraal hoogtepunt.
Dirigent Christophe Rousset zorgde in de bak met zijn oude muziekensemble Les Talens Lyriques voor een enorme muzikale ‘drive’. Zelden heb ik Händels muziek zo dwingend, opwindend en dramatisch gehoord. Wat Audi deed op het podium, deed Rousset in de bak: hij liet horen hoe vitaal en springlevend de oude barokopera nog is.
Foto: Bernd Uhlig
In Nederland zijn we niet verwend als het om opera gaat. Wellicht is de recensie daarom zo gunstig. Het decor was matig door de diepte viel het geluid zowat weg. Barok is rijk ornament, hier was het met een kale kerk. Wat een somberte. Door de beroerde akoestiek van de schouwburg kwamen de overigens prima zangers slecht naar voren. Dumoux wil ik het helemaal niet over hebben. Als tartaar een ongeloofwaardige figuur. Hopelijk blijven de zangeres de volgende voorstelling wat meer op hun benen staan. Dat gelig op het toneel was gewoon overdreven.