Het Engelse begrip fortune vertalen als rijkdom is veel te kort door de bocht. Daar kwamen Roni Haver, Guy Weizman en hun dansers snel achter toen ze in Mumbai neerstreken om er, samen met Navdhara India Dance Theatre, een voorstelling te ontwikkelen over de tegenstelling tussen arm en rijk. (meer…)
In een pagina’s lange beschouwing in het september-nummer van Theatermaker (Zonder twijfel geen groei) houden Guy Weizman, artistiek leider van NNT en Club Guy & Roni, en zijn dramaturg Robbert van Heuven een pleidooi voor het zoeken naar wegen om nieuw publiek te bereiken. Hun eigen NITE-Hotel zou daar een voorbeeld van zijn. Op dit digitale platform kan immers de hele wereld bereikt worden.
Dat is geen vervanging voor live-theater, haasten ze zich te schrijven, maar ‘het zou vreemd zijn als kunstenaars niets met de technische mogelijkheden zouden doen, zeker niet als het onze zeggingskracht en ons bereik kan vergroten’.
Met Before/After en Dronken mensen lieten ze zien dat het inderdaad mogelijk is om via internet een theatertaal te ontwikkelen die nieuw is. Of in ieder geval anders. Natuurlijk was de pandemie de aanjager van dit experiment, hoe hard Weizman en Van Heuven ook mogen beweren dat we op deze manier ‘nieuwe talen kunnen ontwikkelen’. De corona-crisis heeft groepscommunicatie via internet een hoge vlucht doen nemen maar is toch vooral uit nood geboren. Liever dan thuis achter het bureau naar een scherm te turen koester ik de gedeelde ervaring, de ontmoeting met fysiek aanwezig publiek.
Ook Swan Lake heeft weer een digitaal component. Om niet geheel te doorgronden redenen wordt de toeschouwer daarbij niet in de gelegenheid gesteld alles te zien. Er moet gekozen worden. Het programmablaadje rept van ‘omgaan met crisis en welke keuzes we daarin maken’. Maar hoe kan je kiezen als je niet weet waarvoor (of -tegen) je kiest?
Afijn, de voorstelling is opgebouwd uit losse scènes die in sommige gevallen verwijzen naar het oorspronkelijke ballet maar ook naar bijvoorbeeld Fokine’s De stervende zwaan. In de eerste scène die ik thuis zie, danst Angela Herenda in een oversized witte onesie in een lege ruimte. Letterlijk: er is niets anders dan een vloer waar water op ligt. Toch beweegt ze alsof ze opgesloten zit, met iets van een wanhopige blik in haar ogen. Met digitale technieken wordt ze vermenigvuldigd, plots zien we haar in drievoud.
Twee andere dansers komen op en ontdoen haar van haar uitdossing. In de muziek komt ritme en bijna naakt zoekt ze naar een nieuwe bewegingstaal. Is dit een verwijzing naar de eerste akte van het oorspronkelijke Zwanenmeer, waarin de verjaardag van de baldadige jonge prins gevierd wordt? Voordat de scène eindigt krijgt ze nog een tutu omgegord. Het begin van de disciplinering?
Een stem vraagt daarna of ik me ooit verbeeld heb te ontsnappen aan de werkelijkheid, en dan gaat het mis. Het programma loop vast. Ik kan nog een blik werpen op een circusterrein met billboards en een reuzenrad maar als ik heb doorgeklikt naar de scène van Tatiana Matveeva blokkeert die na drie seconden. Aan mijn browser kan het niet liggen, die was door het gezelschap geadviseerd. Is mijn wifi te zwak? Mijn laptop te oud? Terwijl ik me opvreet tikken de seconden weg.
Weer die stem. Deze keer met een drammerig verhaal over dat ik moet kiezen. Terug of vooruit? De eerste optie ‘klinkt negatief, vooral als je jong bent’ maar er is nu eenmaal een grens aan de groei. ‘Vooruit’ betekent dat we een revolutie moeten veroorzaken, ‘grenzeloos en radicaal’. Meer smaken biedt de stem niet. Ook de derde scène loopt vervolgens vast. Ik krijg een glimp van Sofiko Nachkebva die, zo meen ik nog net te zien, een variant op De stervende zwaan danst, op spitzen.
Alle mooie woorden over nieuwe technologische mogelijkheden ten spijt, na deze deprimerende online ervaring snak ik naar de offline voorstelling. Gedeeld met andere toeschouwers in een zaal. Die zaal is in dit geval het hele gebouw van De Oosterpoort. Elke scène speelt zich af op een andere plek. Ook hier blijkt contact tot een minimum beperkt. Dat komt nog niet eens zozeer door het mondkapje en de verplichte anderhalve meter: we krijgen een koptelefoon op.
Daarop klinkt, in afwachting van de eerste scène, als opwarmer de overbekende muziek van de finale van het eerste bedrijf van Tsjaikovsky’s Het Zwanenmeer. En dan weer die stem. Over keuzes maken in tijden van crises. Over de vrije wil die we zouden hebben. Het zijn al die grote woorden die gaan irriteren. Alsof de performances niet op zichzelf kunnen staan. Het lijkt me een onderschatting van het publiek dat blijkbaar niet in staat wordt geacht zelf te kunnen duiden.
Nog ergerlijker is de suggestie dat ‘de uitkomst van de voorstelling mede bepaald wordt door uw keuze’. Welke keuze? Er is helemaal geen keuze. Er zijn drie verschillende routes door het gebouw en het toeval bepaalt welke van die drie de toeschouwer te zien krijgt.
In mijn geval zag ik eerst Adam Peterson, uitgerust met een petje en een jasje, vrolijk in de weer op een met kruipende rook gevulde vloer. Totdat Angela Herenda en Igor Podsiadly opkomen om hem een tutu om te doen. Hoewel met een knipoog, volgt deze versie van het eerste bedrijf behoorlijk keurig het originele verhaal, waarin prins Siegfried zijn verjaardag viert.
In de foyer zien we daarna een performance van drie in zwarte kledij gestoken dansers, opgesloten in ‘glazen kooien’. Hun bewegingen zijn wild en schokkerig. De eerste gedachte die opkomt is dat het een verwijzing zou kunnen zijn naar met olie besmeurde vogels. Had ik immers ook niet iets langs horen komen over de klimaatcrisis?
De meeste indruk maakt Harold Luya, die in de grote zaal onder begeleiding van drie percussionisten van Slagwerk Den Haag, een solo danst. De zwarte Luya, gestoken in een smetteloos witte jurk, drukt in krachtige bewegingen, veelal met opengesperde ogen en mond, pijn uit. Als een geknevelde zwarte zwaan. Totdat hij door twee helpers van zijn witte kleren wordt ontdaan en bokshandschoenen aankrijgt. De sfeer slaat om en leidt tot een feestelijk boksgala.
Mijn route eindigt, nadat ik eerst nog een flauwe, geforceerde keuze tussen ’terug’ of ‘vooruit’ heb moeten maken, in de kleine zaal. Sofiko Nachkebiya waggelt daar op spitzen, met sigaret in de mond en pistool in de hand, over een podium bezaaid met troep. Waaronder, het wordt vermoeiend, een half leeggelopen opblaaszwaan. Hoeveel zwanen moeten er sterven voordat de boodschap helder is?
Het is te prijzen dat Club Guy & Roni zich door de coronacrisis niet uit het veld heeft laten slaan en onvermoeibaar is doorgegaan met onder deze bizarre omstandigheden theater maken. In het eerder aangehaalde artikel schrijven Weizman en Van Heuven dat zo’n nieuw interdisciplinair project ‘een twijfelende zoektocht’ is. Die zoektocht heeft in Swan Lake nog te weinig opgeleverd.
Foto: Andreas Etter