Het is een relatief kleine groep toeschouwers, die zich op zondagavond heeft verzameld in sporthal De Maaspoort in Den Bosch. Wanneer de publieksbegeleider ons voorgaat door de kleedkamergangen, drommen we dan ook samen als één groep. De wandelgangen zijn schaars verlicht, net als de grote gymzaal waarin we uiteindelijk uitkomen. (meer…)
Simone de Beauvoir schreef al: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt als vrouw gemaakt.’ Hoe dit zich voltrekt zien en horen we in de voorstelling SWAG – True Style Never Gets Old door Parels voor de Zwijnen. Het laboratorium daarvoor is één grote walk-in closet vol make-up, jurken, accessoires, kaptafels, poudreuses en kapstokken met nog meer jurken.
Vijf actrices van uiteenlopende leeftijden buitelen over elkaar heen met vragen over make-up, tips over jurken innemen en hoe het beste op de foto te gaan (‘fish face’ is de nieuwe ‘duck face’). Tussendoor vertellen ze over hun ervaringen: hun eerste echte jurk, de eerste nagellak, hun eerste bh en hun eerste hoge hakken. De twee jongsten, Daphne Gakes en Josie van Weringh (‘Ik ben al bijna 26!’) vertellen over waar jonge vrouwen van nu mee bezig zijn. Een openbaring voor (de meeste) mannen, herkenning voor (de meeste) vrouwen. Daphne Gakes schiet soms even uit haar rol als dame en is daarmee ongemeen grappig.
De twee oudsten van het vijftal, Barbara Wurfbain en Lenny Moeskops, relativeren de zorgen van hun jongere zusters met hun ervaringen uit de afgelopen zes (of zeven?) decennia. Zij weten dat perfectie niet haalbaar is, maar dat je naar het hoogst haalbare moet reiken. Uiterst vermakelijk en leerzaam. Saskia Huybrechtse, verantwoordelijk voor de tekst en het concept, speelt de actrice in het ‘middensegment’ en weet met een soort moederlijkheid van het vijftal een feelgood-gespreksgroep te maken.
Daartussendoor zijn de vrouwen onophoudelijk in de weer met hun uiterlijk. Achter de kamerschermen verkleden zij zich in de meest vrouwelijke creaties, om die in theatrale poses aan ons te tonen. Ze vogueën, demonstreren het ‘parisienne-loopje’ en laten zien hoe met je heupen te zwaaien en wat de beste houding van de pols is om een handtas te dragen. Bij het paraderen stralen ze en lijken ze hemels gelukkig. Dáár doen ze het allemaal voor. De rest is onbelangrijk.
Eén ding is duidelijk: aan de andere opvattingen van Simone de Beauvoir laten ze niets gelegen liggen. Zij gaan voor pure vrouwelijkheid. Geen compromis. Ze lopen hun voeten kapot op high heels. Ze weten hoe van enkele meters stof een droomjurk te maken en hoe er perfect uit te zien voor de buitenwereld. Want ‘er bestaan geen lelijke vrouwen, alleen luie vrouwen’. Een van hen durft zelfs de telefoon niet op te nemen zonder make-up op. Een heel enkele keer klinkt er enig onbehagen in door. Dat komt echter niet van Simone de Beauvoir c.s., maar van hun moeders wier stem ze nog altijd horen wanneer ze niet tiptop gekleed gaan: ‘Je ziet eruit als een prostituee / zigeuner / zwerver / dakloze!’
Het schaamteloze kiezen voor hun vrouwelijkheid is de grote kracht van de voorstelling – hun onvoorwaardelijke overgave aan de blik van anderen. Hun monomanie maakt hen tragisch, maar tegelijkertijd ook heldhaftig. De kapotte voeten, het urenlang in de weer zijn met kleding en make-up; ze hebben het er graag voor over en gaan ermee door tot hun laatste snik. De discussie of er niet ook andere dingen in het leven belangrijk zijn wordt consequent uit de weg gegaan, of meteen met een even liefdevolle als modieuze mantel der liefde toegedekt. De voorstelling doet de toeschouwer soms snakken naar tegenargumenten, maar dan weer kan hij hen niet anders dan gelijk geven. Het is dit heen en weer geslinger van stellingnamen dat de voorstelling langer doet bijblijven dan een verkleedmarathon.
Foto: Daphne de Winkel