Ergens aan het begin, ze is nog jong, laat Suus haar onderbroek voor hem zakken, keer op keer op keer. Niet veel later, ergens halverwege, wil ze hem het liefst vermoorden. ‘Ik heb iemand nodig die mij aanraakt’, zegt ze daarvoor, terwijl ze kijkt naar die man tegenover haar – die stoïcijns aan zijn houten bureautje zit, stug doortikt op een typemachine waarvan je je sterk afvraagt of die er eigenlijk wel is. ‘Jij bent een schrijver, geen minnaar.’

Suus is op het moment dat ze die woorden uitspreekt de wanhopige, geagiteerde echtgenote van pak hem beet middelbare leeftijd – gedesillusioneerd ook, gaandeweg steeds meer. Daarvoor was Suus een dartele tiener, vol van zinnelijk verlangen en seksueel ongeduld. Vervolgens zagen we haar als de al wat rancuneuze, bozige studente, met verbeten mimiek en staccato intonatie – alsof ze alvast voorsorteert op een leven vol verdriet. Suus is uiteindelijk ook die oude vrouw, gekromde rug, verstarde blik, meer ergens anders dan in het hier en nu.

In het ongrijpbare vierluik Suus van de begin dit jaar overleden Duitse schrijver Herbert Achternbusch wordt de toeschouwer een intrigerend spiegelpaleis voorgehouden. Achternbusch voert één man en vier vrouwen op, of één man en één vrouw in verschillende levensfases. Het kan ook dat hij een man alleen opvoert die vier vrouwen verzint, of vier vrouwen, die elk een man verzinnen. Een andere mogelijkheid is dat het stuk gaat over één vrouw, die zich gedurende haar leven spiegelt aan een imaginaire man.

In regie van Roeland Fernhout wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het feit dat de schrijver steeds met dezelfde persoon in een andere levensfase wordt geconfronteerd, met name omdat Suus – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerste adaptatie van ZT Globe uit 1979 – niet gespeeld wordt door vier verschillende actrices, maar steeds door Eeke Boonstra, met wisselende pruik.

Het feit dat het personage Suus gaandeweg de voorstelling steeds ouder wordt en de schrijver vanaf het begin al de zeventiger Gerardjan Rijnders is – die overigens destijds bij Globe de wereldpremière van het stuk regisseerde – impliceert dat we kijken naar een oude schrijver die terugblikt op zijn leven met Suus. Al zou het natuurlijk goed kunnen dat deze Suus in zijn hoofd is samengesteld uit meerdere vrouwen, misschien zelfs ook fictieve personages uit zijn eigen oeuvre.

Wat weten we wel zeker? Suus bestaat uit een rijgdraad aan bijna-monologen van vier vrouwen – alle vier heten ze Suus en alle vier zijn ze gericht aan de schrijver tegenover hen – en ten slotte van de man. Er is een tafeltje en een houten kaptafeltje waar de pruiken op hangen, het doet denken aan een verganegloriekleedkamer in een aftands theatertje. De verschillende monologen komen uit eerder verschenen werk van Achternbusch en zijn daardoor uitdrukkelijk losgezongen van elkaar: centrale thema’s zijn seks, macht, contact en erkenning.

Boonstra, voor wie dit project onderdeel was van haar afstudeerjaar aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie in 2019, krijgt met deze weerbarstige en grillige toneeltekst alle ruimte om verschillende facetten van haar acteurschap te laten zien, en doet dat imponerend. Ze is een technische speler die knap schakelt in mimiek, houding en stemgebruik, en bovendien een uitstekende tekstbehandeling heeft. Fernhout kiest voor een sobere, maar zinnelijke enscenering in het halfdonker: in het voortdurende aantrekken (Suus), toelaten (Rijnders) en weer wegduwen (Suus) wordt het onderlinge machtsmechanisme theatraal.

Pas aan het eind van zijn leven neemt de schrijver het woord, maar het is te laat: hij blijft alleen achter. Of was hij dat al die tijd al? En wat zou eigenlijk tragischer zijn?

Foto: publiciteitsbeeld Suus