Op het toneel staan grote witte blokken met hoekige vormen. Het lijken een soort hunebedden, waartegen verscheidene dansers aanleunen. In stilte beweegt een danser zich tussen de blokken door. Alleen zijn ademhaling en het schuiven van zijn blote voeten op de balletvloer zijn hoorbaar. De spanning is voelbaar. (meer…)
Er was een voorstelling, dertien jaar geleden. Er was een reis naar Kisangani. Met Sur les traces de Dinozord traceert de Congolese danser, choreograaf en theatermaker Faustin Linyekula, dit jaar een van de associate artists op het Holland Festival, de voetsporen van het verleden. Van de voorstelling The Dialogue Series iii: Dinozord, die hij in 2006 maakte, van zijn jeugd en van hen die in het verleden zijn achtergebleven. Zoals de danser Dinozord, ‘de laatste van zijn soort’, en vooral ook Richard Kabako, die de wereldliteratuur zou veranderen al typend met één vinger. ‘Pac! Pac! Pac!’
Maar dat traceren is lastig in een land waarin zoveel uitgewist is. En Sur les traces de Dinozord is dan ook een voorstelling over afwezigheid. Over een afwezigheid die zichtbaar wordt in de sporen die achterblijven. Zoals de rode kist vol snippers beschreven papier, alles wat is overgebleven van Kabako, die op jonge leeftijd omkwam door de builenpest. Faustin Linyekula vertelt het verhaal van diens sterven, in een dorp waar iedereen de doden in de eigen akkers begroef en waar Kabako een vreemde was. Maar een dorpsbewoner gaf hem toch een plek in diens land, naast de zeven broers en vader die hij daar al begraven had. Met deze voorstelling wil Linyekula zijn jeugdvriend een eigen begrafenis geven. Een graf dat niet naamloos is.
Linyekula staat op het toneel met nog drie dansers, Jean Kumbonyeki, Yves Mwamba en Michel Kiyombo, zangeres Hlengiwe Lushaba, acteur Papy Maurice Mbwiti en schrijver Antoine Vumilia ‘Vumi’ Muhindo. Het voelt belangrijk om hun namen te noemen, omdat de voorstelling een aanklacht is tegen de anonimiteit. Zoals Linyekula zei in een mooi interview met Mister Motley, is in een dictatuur slechts plaats voor één individu, het volk veroordeeld tot naamloze massa. Het gezicht van Linyekula is wit geschminkt. Later zullen alle gezichten dat zijn. Die schmink gaat, meer dan over huidskleur, over het ontnemen van identiteit. En dus ook over de pogingen die identiteit te hervinden, terug op te eisen. Als individuen, maar ook als land. Congo is zo vaak van ‘eigenaar’ verwisseld en daarmee ook van naam, dat ook het land zoekend is naar een manier om van zichzelf te zijn.
Linyekula mag dan bekend zijn als danser en choreograaf, hij beschouwt zichzelf vooral als verhalenverteller. Sur les traces de Dinozord wordt dan ook voortgestuwd door een verzameling verhalen. Verhalen die soms verteld woorden met gesproken woorden, dan weer met zang of dans en vaak ook met alles tegelijk. In de dans, met elementen van moderne dans en hiphop, wordt steeds gespeeld met de notie van controle over het lichaam. Het gaat daarmee over de constante spanning van het lichaam als een instrument om jezelf uit te drukken, maar ook, in de handen van een ander, te onderdrukken. Zo is er een scène waarin de dansers spastisch bewegen en dan op de grond vallen, om vervolgens door een ander op hun hoofd te worden gezet, een duidelijke referentie aan martelingen. Daartegenover staan momenten van teder contact en een bevrijdende solo van Kumbonyeki op Jimi Hendrix’ Voodoo Chile.
De voorstelling is rauw in emoties, samengebald in de zang van Lushaba, die onder meer stukken van Mozarts Requiem vertolkt. Haar stem vult de ruimte met een serene kracht die soms plots overgaat in een raspend uithalen of tergend snikken. Er moet zoveel verteld worden en alles heeft zo’n gewicht dat de balans soms zoek is (sommige scènes werken simpelweg beter dan andere) en de voorstelling uit zijn voegen dreigt te barsten. Iets waar de makers zich ook bewust van lijken te zijn, getuige de opening waarin Linyekula met trillende hand een lied aanheft. Een trillen dat langzaam zijn hele lichaam overneemt en vervolgens, door een almaar luider, pulserend geluidsdecor, de hele theaterruimte.
‘Ik heb het gezien, maar de geschiedenis zal het vergeten’, is een cruciale zin. In een prachtige scène wordt een cassettebandje afgespeeld dat Vumi opnam terwijl hij gevangen zat. Hij was ter dood veroordeeld voor vermeende betrokkenheid bij de moord op president Laurent Kabila. Die moord werd uitgevoerd door iemand uit de regio Kivu, en bij gebrek aan bewijs van opdrachtgevers, werd die afkomst de spil in een complottheorie die leidde tot de veroordeling van 85 uit Kivu afkomstige functionarissen uit het gevolg van Kabila, waarvan dertig de doodstraf kregen. Dat Vumi hier is, komt omdat hij ontsnapte uit de gevangenis. Maar niet voor niets kondigt Linyekula hem aan als ‘een schim’. Zelfs in aanwezigheid wordt Vumi getekend door afwezigheid.
Want Vumi’s teksten vormen een persoonlijke historie die in de geschiedenisboeken wordt verzwegen. Maar, zoals Vumi opmerkt, wat hij gezien heeft kan niet worden weggepoetst door de officiële geschiedenis of de tand des tijds. Zijn teksten vertellen onder meer onverbloemd over de martelpraktijken in de beruchte Makala-gevangenis in Kinshasa. Maar ze zijn ook een reflectie op de rol van kunst. Want ‘waar is de poëzie als je in slaap valt met de geur van verbrand mensenvlees in je neus?’, vraagt hij zich af. Het grootste deel van de voorstelling zit Vumi achter een tafeltje te schrijven op een typemachine. Het getik ervan vormt de hartslag van de voorstelling. Want zolang de verhalen verteld worden, blijft de historie levend.
Foto: Steve Gunther