Kunstenaar Theo Jansen (1948) is van oorsprong natuurkundige. Hij studeerde aan de Technische Hogeschool in Delft. Na zijn studie besloot hij zich aan de kunst te wijden. Zijn grootste bekendheid dankt hij aan strandbeesten, reusachtige, van lichtgele elektriciteitsbuizen vervaardigde diersoorten die zelfstandig kunnen lopen, voortbewogen door de wind.

Het zijn extreem ingenieuze constructies. Maar ze konden niet zingen, dat is de volgende stap in de evolutie. Daarom is het een briljant idee op theaterfestival Oerol de strandbeesten te combineren met de vijf rietblazers van het wereldvermaarde ensemble Calefax.

Bezoekers van Oerol herkennen de strandbeesten van een eerdere editie. Daar stonden ze, op het immense Noordzeestrand. Prehistorische wezens, skeletten feitelijk, voorzien van loopgewrichten en zeildoek. De voorstelling begint in een zwarte tent bij etablissement Heartbreak Hotel, ver in Oosterend. Jansen treedt op als spreker, hoed op, kleurig jasje aan. Hij vertelt over zijn obsessie om nieuwe levensvormen te creëren, niet zoals de mens gemaakt van eiwitten maar van pvc. Videobeelden laten de oervorm van zijn bezigheden zien: wormachtige wezens op een computerscherm. Vandaaruit maakte hij de stap naar de strandbeesten, die hij voorziet van wetenschappelijke Latijnse namen, compleet met een stamboom. Zo schept Jansen een geheel nieuwe orde der dieren, hij is de Linnaeus van de pvc-wezens.

Jansen is een begenadigd verteller en de begeleiding door Calefax is verrukkelijk. Het kwintet bestaande uit hobo, klarinet, saxofoon, basklarinet en fagot laat de dieren zingen, en ongeacht dat ze zijn uitgestorven, wij als toeschouwers geloven erin. ‘Taal en zang,’ betoogt Jansen, ‘vormen de oorsprong van de voortplanting. Communicatie is bronst en zo beschouwd is muziek de taal van de bronst.’ De rietblazers vormen het rijkgeschakeerde klankpalet achter Jansens college: ze laten hun instrumenten hunkerende, verleidelijke, zoete, lispelende geluiden maken. Prachtig de diepe, warme klanken van de fagot en basklarinet en daar kringelen hobo en saxofoon licht en helder overheen. Regisseur Sjoeke-Marije Wallendal brengt dit alles mooi samen. De nieuwe composities zijn van de hand van Ned McGowan.

Vervolgens gaan we met de blazers en Jansen op een muzikale expeditie door de duinen, op weg naar het beenderveld waar de skeletten van de historische wezens verspreid liggen. Deze tocht geeft je het ware Oerol-gevoel: er is de natuur waar we voorzichtig doorheen lopen, er liggen kunstwerken verspreid en de musici van Calefax delen aan de bezoekers pvc-buizen uit die we kunnen bespelen als een fluit of zelfs laten ‘ploffen’, door twee delen in elkaar te schuiven en snel uit elkaar te trekken, ‘plof!’. We worden zelfs gedirigeerd. Je begint te begrijpen hoe ingewikkeld de strandbeesten zijn, vooral ‘de gewrichten zijn problematisch, want die moeten soepel kunnen bewegen,’ aldus Jansen. Natuurkunde is één in deze performance, maar Strandbeest Zingt heeft beslist theatrale aspecten.

Tot slot begeven we ons naar het Noordzeestrand waar we een ode brengen aan de Ader Mater, een zeebeest dat in de volle wind met plastic zeilen over het strand beweegt. Samen met de muzikanten zingt het publiek het dier toe, met klanken die uit door Calefax vervaardigde instrumenten komen. Maar het dier kan zelf ook spreken, betoogt Jansen, luister maar. Wat hij zegt kan door een computerprogramma in geschreven tekst omgezet worden oh wonder, het dier zegt ‘Music’. Gisteren was het nog ‘Omroep Gelderland’ en eerder waren het Russische woorden. Het is een aanstekelijk en verrassend slot van een charmante voorstelling, waarin natuur, wetenschap,  heerlijke muziek en kinetische energie ofwel bewegingsleer overtuigend samenkomen, ook al weet je als toeschouwer dat Strandbeest Zingt vooral ook een ode is aan de fantasie, aan niet-bestaande dieren. En toch zijn ze er en zingen ze, daar zorgen Jansen en Calefax voor.

Foto: Geert Snoeijer