In het cabaretveld is Wouter Monden geen onbekende. Hij heeft nog geen gigantisch oeuvre aan oudejaarsconferences op zijn conto geschreven, maar wel al een decennium lang podiumervaring én hij maakt de razend populaire podcast Elektra, waarin hij cabaretiers vraagt naar shows die ze liever waren vergeten. Dat alles genoemd naar jeugdcentrum Elektra, die onder connaisseurs bekend staat als een komediehel. Gelukkig zal Monden de première van Stormbrein niet in zijn eigen podcast bespreken.

Applaus. Meteen valt op hoe ongelooflijk relaxed Wouter Monden het podium op komt wandelen. Alsof hij al dertig jaar de Nederlandse bühnes bestiert. Hij vraagt het publiek of alles oké is en maakt gelijk een grapje over zijn eigen iets te kort geknipte haar. Zelf wilde Monden zijn haar iets korter, maar volgens hem zag de kapper dat als een vrijbrief voor de coupe ‘vakkenvuller van 17’.

De voorstelling moet, op z’n zachtst gezegd, in het eerste halfuur wat op gang komen. Het begin gaat van hak op de tak, van overpeinzingen over mentale gezondheid tot de avonturen van het nemen van een kat. Monden is een uitermate goede verteller, maar lijkt in de eerste dertig minuten te veel balletjes omhoog te houden. Door die veelheid in situaties en uitgespeelde scènetjes is het niveau van de grappen enigszins flauw. Het blijft een beetje op het niveau hangen van de grap: ‘ongeveer de helft van de mensen heeft mentale issues, en als je je daarin niet herkent, dan is het degene met wie je bent gekomen’.

Naarmate de voorstelling vordert, neemt Monden gelukkig meer de tijd. Monden is een fervent hardloper en zijn hoofd krijgt hij alleen rustig als hij lekker aan het lopen is. Mede door de hardloopverhalen gaan de gedachten naar collega-cabaretier Dolf Jansen. Niet alleen blijkt ook Monden geestig en vol passie te kunnen vertellen over megalomane marathons, maar tevens is hij het best in de ratelstand.

Enorm grappig is wanneer Monden vliegensvlug zijn gedachten overeind zet over de zin ‘denk niet aan de roze olifant’ of  jongens van twintig met een snor. De snelle opgekropte frustratie, waarbij de woorden sneller gaan dan het licht, daarin doet Monden echt denken aan de kanonnades waar Jansen in de jaren ‘90 bekend mee werd. Technisch sterk en belangrijker: je zit echt hard te lachen.

Maar Wouter Monden is vooral Wouter Monden. Op geheel eigen wijze, met een trompet en slimme rustpunten tussen al het punchline-geweld, breit de comedian een rode draad door de voorstelling over een hardloopwedstrijd in de Alpen van Zwitserland. In de allegorie over hoge pieken en diepe dalen, laat Monden zelfs even de ontroering toe.

De flauwe grappen van het begin worden omgeruild (of gebalanceerd) voor de meeslependheid van het leven die soms net een duurloop van honderd kilometer is. Daarbij komt ook de boodschap van Stormbrein naar voren: hartstikke leuk, al dat rennen, maar soms mag je ook even van het uitzicht genieten, of een andere afslag nemen.

Foto: Jaap Reedijk