Vader staart roerloos door het raam naar buiten, terwijl zijn dochter Anne, gekleed in trainingspak en hoodie, doorratelt dat het zo niet langer kan. ‘Waar sta je nou naar te kijken?’, barst ze uit. Waarschijnlijk naar zijn vrouw in de moestuin. Zijn overleden vrouw. Een halve eeuw verliefd en onafscheidelijk en dan plotseling overleden. Dat gaat je niet in de koude kleren zitten. (meer…)
Ligt het aan het wellustige ensemble? Of ligt het aan het feit dat Strawinsky de godfather is van een bepaalde stroming in de hedendaagse Nederlandse compositiepraktijk? Of komt het door het exceptionele lenteweer van de afgelopen dagen? In elk geval zijn de expliciete verwijzingen naar rituelen en Griekse tradities de oorzaak dat deze laatste creatie van LeineRoebana associeert met de Sacre du Printemps.
In een wervelende parade van duetten, trio’s, solo’s leeft het ensemble van zes dansers zich uit, waarbij de drie musici – een fraaie combinatie van contrabas, klarinetten en theorbe – te midden van de dansers hun eigen choreografie uitvoeren. Na de talloze soundscapes die zo vaak voor hedendaagse dans (en drama) worden ontwikkeld, is het – hoe interessant en creatief die ook vaak zijn – een verademing weer eens dans te beleven waar musici en dansers elkaar op de planken uitdagen, inspireren, aanvullen en aanvuren. Dat componist Calliope Tsoupaki daarvoor adembenemende muzikale momenten weet te creëren, is op zich al een bezoek waard aan dit dansfeest.
Een draaiende beweging vormt het centrale, immer terugkerende thema, als een metafoor voor het leven zelf, zo ongeveer zoals in veel traditioneel volksdansrepertoire, waarvan de cirkel die tegen de klok in beweegt vaak de ruggengraat vormt. Zowel in ruimtelijke opstelling als in het individuele bewegingspatroon wisselen de cirkels zich in hoog tempo af, als lokale tornado’s waardoor de dansers worden opgetild, alleen, met zijn tweeën of drieën, of allen tegelijk. De bewegingstaal is hoekig en gespierd, maar wordt gecombineerd met verwijzingen naar en ironiseringen van (met name Grieks) volksdans-idioom.
Ook de kostumering van modeontwerper Carlijn Veurink sluit hierbij aan, met een aantal creaties die een echo zijn van de overbekende plissé-rokjes die gedragen worden door de mannen in Griekse volksdansoptredens. Fysiek is er geen afgebakende ruimte: de omgeving is transparant, licht overstraalt het totale podium en speelt een subtiel spel met de wisselende configuraties van dansers en musici.
Muziek en dans opereren, zoals te verwachten bij LeineRoebana, autonoom én tezamen. Soms deelt de dans alleen de puls met de muziek en ontstaan ritmes juist in de dans in plaats van dat ze voortkomen uit de muziek: er is geen vaste hiërarchie. De musici behouden in de choreografie hun eigen soevereine karakter en aldus wordt het bespelen zelf van de instrumenten een choreografisch element op zich. Een fraai voorbeeld is het moment wanneer David Mackor langdurig en rustig op dezelfde plek om zijn eigen as draait, terwijl hij zijn langhalsluit bespeelt, en aldus een beeld creëert vol rijke associaties. Later in de voorstelling zal hij zijn theorbe bespelen op een manier die men eerder zou verwachten van een flamenco-gitarist, terwijl wanneer hij aan de zijkant met gekruiste benen zittend op de grond speelt, en onwillekeurig het beeld creëert van een sitar-speler.
Storm is bij uitstek een ensembledans. De energieke groepsdansen getuigen van een behoefte tot samenzijn en samengaan. Er is nauwelijks individueel contact tussen de dansers onderling, omdat alle performers deel uitmaken van een gedeeld gebeuren. Als danser Andrea Pisano in het Italiaans de namen van de vier elementen uitschreeuwt, wordt dit uiteindelijk door alle performers overgenomen, in het Italiaans, ook al is hij de enige Italiaanse spreker in dit internationale gezelschap. Vol overgave deelnemen aan dit gebeuren levert een gevoel van bevrijding op die aanstekelijk werkt op het publiek.
Foto: LeineRoebana