Verlangen naar Suriname, kortweg en liefkozend ‘Su’ genoemd, veerkracht en jezelf voortdurend herdefiniëren: dat zijn de grote thema’s uit de muziektheatervoorstelling Stepping Stones van Orkater en het Bijlmer Parktheater.

Met Stepping Stones voltooien de initiatiefnemers hun drieluik over de komst van Surinamers naar Nederland, een verhaal van generaties dat tachtig jaar bestrijkt. Woiski vs Woiski was de eerste in de reeks, over een indringende vader-zoon verhouding. Daarna volgde De Gliphoeve, een familiegeschiedenis met de legendarische Bijlmerflat als decor. Geschiedenis en actualiteit zijn net als in de eerste twee delen in Stepping Stones onverbrekelijk met elkaar verbonden.

De ondertitel destijds, in 2018, van Woiski vs Woiski was ‘Theater van het nieuwe Nederland’. Dat geldt misschien nóg sterker voor Stepping Stones. Het decor (Ruben Wijnstok) bestaat uit op elkaar gestapelde vloerdelen die als stapstenen fungeren, van laag naar hoog en omgekeerd. De symboliek daarvan keert terug in de tekst, geschreven door regisseur Geert Lageveen in samenwerking met Maarten van Hinte en spoken word artiest Roziena Salihu. Die ‘stapstenen’ hebben een letterlijke betekenis: de generatie van nu krijgt mogelijkheden dankzij de kansen die eerdere generaties hebben gecreëerd.

Alyssia (Romy Vreden) en Brian (Fjodor Jozefzoon) zijn broer en zus, opgegroeid bij hun oma Hedy, gespeeld door Manoushka Zeegelaar Breeveld. In de eerste scène vertolkt Alyssia erg mooi hoe zij last heeft van ‘zoemen’ in haar hoofd. Bij alles wat ze doet raakt ze met zichzelf in discussie, hoort ze stemmen die dan eens met haar meespreken, dan weer tegenspreken. Ze wil zichzelf herdefiniëren, met een droombeeld zoals ze later als volgt benoemt: ‘Ik wil… / Herdefiniëren / Zwart / In de mix met kleuren / Zilver / Met gouden randjes / Glitter, gaten, structuren.’

De dramaturgie zit in deze monoloog verborgen. Alyssia herdefinieert zichzelf als zwarte beeldende kunstenares die zichzelf verhoudt tot de overwegend witte wereld van de kunsten. In een schrijnende, fel gespeelde dialoog met haar broer Brian gaat het hard tegen hard: hij betoogt dat het in de huidige tijd juist een voordeel is dat ze zwart is, vanwege subsidies en extra aandacht in de pers.

‘In die kunstwereld komt het ook wel goed uit dat je een kleurtje hebt toch?’ betoogt Brian. Alyssia wil daarvan niets weten, het gaat haar niet om kleur, het gaat haar om de kwaliteit van haar werk. Ondertussen is Brian verzeild geraakt in verdachte financiële transacties met zijn maatjes. Eén ‘mattie’ noemt hij badinerend ‘Turk in West’, wat voor Alyssia reden is hem van racisme te betichten: ‘Hij heeft toch een naam?

Alyssia denkt hardop, en dat doet Vreden prachtig. Oneliners als deze zijn richtinggevend voor de structuur van de voorstelling: ‘Geschiedenis is de enige manier waarop we onze littekens leren begrijpen.’ Brian heeft er geen oren naar. Oma Hedy wel. Zij is de wijze vrouw achter alle onenigheid en conflicten die er zijn.

Ooit was zij zangeres in de band Stepping Stones en zong ze funk, soul en kaseko (traditionele Surinaamse dansmuziek). Zowel met haar muziek als met haar overtuiging dat alle mensen gelijk zijn, moest ze voor zichzelf in het racistische Nederland van toen, haar plaats bevechten. Dat vechten hoeft niet meer in die mate, de weg lijkt geplaveid voor Alyssia en Brian. Maar desalniettemin stuiten ze keer op keer op voordelen, niet alleen in de witte buitenwereld, ook in hun interne beleving.

De voorstelling kent tal van conflictsituaties, die behoorlijk escaleren. Zo lanceert  aangenomen neef Orlando (Gery Mendes) een culturele fundatie van empowerment voor zwart ondernemerschap, genoemd Da Kulture Foudation. Voor oma is ‘ondernemerschap’ een vies woord, want zij gaat nog altijd uit van sociale bewogenheid en betrokkenheid. Die tijd is voorbij, Orlando houdt er een andere visie op na, geheel naar de mores van deze tijd: ‘Cash Rules Everything Around Me.

Zonder money geen macht. Zonder macht geen verandering. Hiermee staat hij lijnrecht tegenover de sociale bewogenheid van oma Hedy. En zonder Orlando’s geld zou het er voor de kleine community die Stepping Stones ons toont, heel anders uitzien. Dat leidt bij Alyssia opnieuw tot interne conflicten. Zij is feitelijk de dramatische spil waaromheen de voorstelling draait; zij is zich bewust van pijnlijke verschijnselen als racisme en kolonialisme, van vooroordelen jegens de Surinaamse gemeenschap die tot op de dag van vandaag heersend zijn.

Zeegelaar Breeveld in de rol van Hedy probeert de oplaaiende emoties te sussen. Dat doet ze wondermooi: gaandeweg toont ze een subtiele breekbaarheid in haar spel en neemt haar verlangen naar Suriname toe, evenals dat van Alyssia. Hedy droomt over Su: ‘Ik wil op blote voeten door het huis lopen van m’n overleden moeder. Ik wil m’n achterneefjes daar rond zien rennen zoals ik zelf ook deed.’ Dan zingt ze, met de geweldige band die Stepping Stones begeleidt, het lied ‘Kilimanjaro’, met als refrein: ‘Hold on tight I’m coming home.’ Een lied dat ze met haar band vroeger ook speelde.

De muziek, met onder meer muzikaal leider Gery Mendes, Walther Muringen en Sophie Anglionin, is meer dan begeleiding. Op cruciale momenten lijkt het zelf een stem, een soort muziekpersonage dat het spel onderbreekt, aanvult, tegenkleur geeft als de emoties oplopen of als de dialogen diepe wonden lijken te slaan.

De song ‘Kilimanjaro’ heeft hierin een cruciale betekenis en verbeeldt de Afrikaanse wortels van de Surinaamse community die we op het podium zien, met grootmoeder Hedy als indrukwekkende trait d’union tussen verleden en heden en kleindochter Alyssia als even indrukwekkende vertegenwoordiger van  het nu. Dankzij de veerkracht van de personages ontstaat het mooie van deze voorstelling: de verzoening.

Foto’s: Bas de Brouwer