Jezelf afficheren als onconventioneel is vragen om moeilijkheden. Iedereen kent wel zo iemand, die met een dubieus lachje beweert dat hij eigenlijk heel ‘gek’ is, waarop steevast een futiele anekdote volgt om die bewering te staven. (meer…)
Het ziet er in het begin droogkomisch uit: drie dansers in gabbertrainingsbroeken vergelijken zichzelf met dikke proppen plakband. Eerst kaderen ze een vierkantje af – een minimodel van het podium – dan gaan ze via woordelijke opdrachten aan het schuiven met ‘hun wegwerp-body’s’. Vervolgens nemen ze op de vloer dezelfde posities ten opzichte van elkaar in. Asymmetrisch, architecturaal, afstandelijk. Een huppeltje hier, een zijwaartse ski-beweging daar, nog snel een wegwerpgebaar met gestrekte arm en vooruit, zo ontstaat iets van een basale, geïmproviseerde choreografie: beweging in tijd en ruimte.
Maar de zelfspot waarmee Stating The Obvious (‘open deuren’) begint, sijpelt heel snel weg. Daardoor balanceert dit nieuwe trio van choreograaf Ingrid Berger Myhre gevaarlijk dicht op de grens van nikserigheid. En helaas, af en toe kukelt Stating The Obvious over die lijn heen.
Sinds 2013 werkt de Noors-Nederlandse Berger Myhre onder de vlag van Dansateliers aan een origineel dansidioom. Samen met haar vaste componist Lasse Passage speelt ze meestal een relativerend spel met het verwachtingspatroon rond taal, semiotiek, beweging, geluid en ruimte. Vaak oogt haar werk vrij droog, met een soort Scandinavische humor. Maar in deze nieuwe choreografie krijgen alle eenvoudig bedoelde pasjes en bijbehorende benamingen eerder iets lulligs dan iets grappigs. Een handstand tegen een muur, een duiksprong van een ladder, een glijschuif over de vloer, een fladderig loopje als van een kwetterende eend.
Vervolgens proberen de dansers daar een lading aan te geven: provocatief, lief, hoopvol of neutraal. Oké, zo werkt de dubbelhartige verhouding tussen taal en dans. Natuurlijk gaat er wat verloren bij de vertaling van het ene medium in het andere. Maar wat Berger Myhre nu precies een uur lang wilt illustreren, komt onvoldoende uit de verf. De dansers moeten ook nog doorgroeien naar een lichtvoetige scherpte, die nodig is voor deze filosofische luchtigheid. De twee mannen benaderen die nog het meest.
Pas als ze tegen het eind gezamenlijk nog wat muziek toevoegen – eveneens onderdeel van de creatie van dans – keert iets van de lichte ironie terug. Ze begeleiden zichzelf op gitaar (Calvin Ferdinando Carrier en Némo Flouret) en ei-shaker (Georgia Boddez). Eindeloos improviseren ze zingend op de vraag Do you believe in (YouTube, pasta, grandslams, pingpong). Dan voel je enigszins welke open deuren Berger Myhre met dit trio eigenlijk in had willen trappen. En welke proppen plakband daar doorheen gegooid hadden kunnen worden.
Foto: Anna van Kooij