Net als vorig jaar organiseert Theaterfestival Boulevard ook voor deze editie een Stabat Mater project. De organisatie vroeg drie vrouwelijke kunstenaars om in een kerk of kapel een werk te maken dat zich verhoudt tot het dertiende-eeuwse gedicht over het lijden van de moeder van Christus.

Op een afwisselende route door het stadscentrum die begint in de Grote Kerk presenteren Cora Burggraaf, Kristel van Issum en Patricia Okenwa hun zeer verschillende interpretaties.

De route start met Stabat Mater van de Britse choreografe Patricia Okenwa, dat al eerder tijdens B-Motion Festival 2017 in Bassano del Grappa in première ging. De vierkante witte ruimte, waarin we in een ruime kring plaatsnemen, heeft bij wijze van altaar een halfronde witte wand waaruit een manshoog kruis is uitgesneden. Het avondlicht gloeit er doorheen. Het bonzen van een onderwaterhartslag vult golvend de ruimte (de soundscape is van Geoff en James Holroyde) terwijl drie vrouwen met lang donker haar in zeegroene broekpakken op de stoelen tussen ons plaatsnemen.

Startend bij een van de drie beginnen de lichamen een voor een van voor naar achter te wiegen. Een beweging die zowel het universele moederen uitdrukt als aarzeling. Alsof de vrouwen een beweging in willen zetten en die toch halverwege afbreken. Waardoor ze zich tastend, hortend en stotend een weg door de ruimte banen. Na elkaar komen de vrouwen los van hun stoelen en bewegen ze kruipend, stappend en slepend naar het midden van de kring. Al die tijd wiegend, met stille, geconcentreerde gezichten. Beginnend bij de barenspijn is het moederschap een stop-and-go. De teder tastende vingers, de armen die een omhelzing maken, de schuin naar een niet-aanwezig kind gewende gezichten doen denken aan een piëta. Het zijn begrijpelijke beelden, fysiek heldere interpretaties van het moederen: de moeder koestert en zorgt, en met trots en een bezorgd hart laat ze je los. Zo moet het ook zijn geweest voor Maria: hoe laat je je kind los als hij een God blijkt? Het is jammer dat de soundtrack het moeder-kindgegeven zo luidkeels onderstreept met aanhoudend babygehuil en gebrabbel.

Na een korte wandeling komen we in de kapel van voormalig klooster Mariënburg in een compleet andere sfeer. Hier, op de locatie waar Kristel van Issum haar #Catalog of Shadows presenteert, heerst de schemer. In de bogen van de kruisgang hangen zeven grote schermen, als megatelevisies op hun kant. Op elk scherm staat een vrouw afgebeeld, op de laatste zelfs twee, en kijk eens goed: het is telkens danseres Ulrika Kinn-Svensson. Maar op elk beeld is ze een totaal ander personage.

Hoewel de video’s op het eerste gezicht vrij statisch ogen – op deze locatie doen ze haast denken aan de magisch bewegende foto’s uit de wereld van Harry Potter – geeft elk een geheel eigen wereld weer waarin van alles wappert, fladdert, waait en fonkelt. Er is een blonde krullenbol die in pastelkleuren tussen de allerzoetste kersenbloesem die je ooit zag bloeien staat, een bruin en bonkig wezen in een Russische bontmuts, een glamourprinses met een panter aan haar voeten, een nukkige roodharige op een prerefaëlitisch schilderij.

En die begint plots te praten. Met die van Van Issums werk bekende onnavolgbare mix van intonaties en intenties rolt er tekst uit haar norse rode mond. In het eerste stuk dat de Tilburgse choreografe presenteert sinds het noodgedwongen stoppen van haar gezelschap T.r.a.s.h. kiest ze voor een herwerking van thema’s en teksten uit de lange geschiedenis van haar groep. Ze zijn aangepast en toegesneden op het thema van de moeder en in een vorm die volkomen anders is dan de voorstellingen waar ze uit voortkomen. Maar in dit Stabat Mater kader verrassend met hun licht sinistere raadsels.

De lichamen staan stil. Ieder personage heeft haar eigen, afgebakende bewegingsidioom binnen het smalle beeldkader: de vrouw voor de kermislampen blijft elegant op een heup leunen, de boerenmeisjes blijven strak en stuurs staan, met beide voeten stevig op hun plek. Ze komen niet in botsing met elkaar of hun omgeving. En ze zijn niet tegelijk met ons in de ruimte aanwezig: ze zijn er op film. Het is alsof Van Issum zegt: ik ben er nog, ik was nog niet uit verteld, maar duld je me nog wel bij je? De zeven zweten niet. Maar zwijgen doen ze ook niet meer. “I am his mother. He’s not a rat, or a dog. Help.” Het citaat uit Pork-in-Loop ontroert nog steeds. Opnieuw. Deze schaduwen bieden een tastende herstart die nieuwsgierig maakt.

In de Lutherse kapel tenslotte worden we direct aangesproken door mezzosopraan Cora Burggraaf, die in Miroir de peine et d’amour het verhaal deelt van een heel andere zoon en moeder. Op basis van gedichten die Henri Ghéon schreef rond de kruisiging van Christus en die door Hendrik Andriessen op muziek zijn gezet, vertelt Burggraaf over de veranderende houding tot het geloof van de Franse dichter. Ze wordt daarin bijgestaan door Annelies Focquart op het harmonium.

Het is een mooie kleine vertelling die Burggraaf met veel gevoel en beeldend vermogen deelt, van een leven dat zich weg bewoog van God en er uiteindelijk toch weer, via de kunst en de dood van zijn moeder, naar terugkeerde. Ook de omkering van de thematiek is interessant: hier is het de zoon die een moeder verliest. Door zich te verplaatsen in Maria verwerkt hij zijn verdriet om het verbreken van die band.

De kleine maar hoge kapel maakt het richten van het geluid soms wat moeizaam en de overgang tussen dit derde deel van de cyclus en het ondoorgrondelijker tweede is even schakelen. Waar Van Issum en ook Okenwa het publiek hun werk meer voorleggen, wil Burggraaf ons deelgenoot maken en een groep smeden, terwijl ze toch een behoorlijk strakke vertellersrol aanneemt, met minder ruimte voor interactie met haar publiek dan de vraag oproept. Het is jammer dat de poging nog wat stroef verloopt.

foto Stephen Wright